Fairbairn doet opmerken, dat de wet, die hij voor ijzeren buizen had gevonden, dat namelijk hun wederstand in de omgekeerde reden was van hunne lengte, zich ook voor glazen schijnt te bevestigen, gelijk het best blijkt uit de vergelijking der proeven 1 en 4 van de voorgaande tabel. Hij geeft ook nog de uit zijne proeven afgeleide empirische formules voor den wederstand van glazen hollen en buizen. Wij nemen die hier niet over, omdat wij, met allen eerbied voor dien verdienstelijken werktuigkundige, niet begrijpen kunnen, waartoe deze, uit zoo gering een aantal proeven afgeleid, zouden kunnen dienen, anders dan tot eene zoo ruwe en onzekere benadering, dat zij waarlijk den mathematischen vorm niet waard is. De empirische formules zijn de wassen neuzen der mathesis, de toonbeelden van het misbruik althans, dat sommigen van deze wetenschap maken.
Over de hardheid van metalen en metaalmengsels. Grace calvert, thans hoogleeraar te Turyn, en richard johnson hebben aan de Litterary and Philosophical Society, te Manchester, eenige proeven over dit onderwerp medegedeeld. Zij hebben getracht de tot nog toe gebruikelijke wijze van bepaling dier betrekkelijke hardheid—naar het zoogenaamde ritsen—door eene betere te vervangen, die veroorlooft de uitkomsten in getallen uit te drukken. Een stalen stift, in den vorm eens geknotten kegels, 7 millim. lang en van 1,25 tot 5 millim. in middellijn, werd met het dunste eind, met behulp van een hefboom, gedrukt op een blokje van de te onderzoeken zelfstandigheid, en de belasting langzamerhand vermeerderd, totdat de stift na een half uur juist 3,5 millim. in het blokje was gedrongen. Het voor elke zelfstandigheid daartoe noodige gewigt werd door C. en J. als modulus der hardheid van die zelfstandigheid beschouwd.
De uitkomsten, telkens het gemiddelde uit ten minste twee, weinig van elkaar afwijkende, waren als volgt: