hiermede in verband het feit van de buitengewone snelheid van de vermenigvuldiging der infusoriën, dan zal men zich voldoende rekenschap kunnen geven van de verschijning van diertjes en plantjes in organische infusiën.
Claude bernard deed daarop verslag van eene vroeger door hem gedane proef, die hier te huis kan worden gebragt. In twee glazen ballons werd eene slappe oplossing van gelatine met een weinig rietsuiker gedaan, het vocht vervolgens aan het koken gebragt en gedurende een kwartier uurs aan het koken gehouden. De hals van den eenen ballon was vooraf in de vlam eener lamp voor een gedeelte uitgetrokken, om dien hals later gemakkelijker te kunnen digtsmelten. Gedurende de koking werd aan den hals van dezen ballon het eene eind van eene porseleinen en met porseleingruis gevulde buis aangeveegd, welker andere eind in eene dunne glazen buis uitliep om de lucht slechts langzaam in de porseleinen buis te doen treden. Deze porseleinen buis werd gloeijend verhit, zoodat, toen de lamp onder den ballon weggenomen was, er niets dan oververhitte lucht in den ballon treden kon, wiens hals vervolgens digtgesmolten werd. In den anderen ballon liet men, na het wegnemen der lamp, gewone dampkringslucht treden, waarna ook de hals van dezen werd digtgesmolten. Beide ballons werden nu onder volmaakt gelijke omstandigheden bewaard. Na 10 à 12 dagen vertoonde zich op het vocht in den ballon met gewone lucht schimmel, die na eene maand aanmerkelijk vermeerderd was, en na zes maanden stationair was gebleven. In den ballon met verhitte lucht werd daarvan niets waargenomen. Nu brak men de halzen onder kwik; in beide ballons bevatte de lucht geene aanwijsbare zuurstof; in den ballon met gewone lucht was 13,48 proc. koolzuur, in dien met verhitte lucht 12,43 proc. Het vocht in den eersten had een duidelijk rotachtigen reuk, in den anderen niet. De schimmels, door montagne onderzocht, bleken te bestaan uit Penicilinum glaucum; in het vocht van den ballon met verhitte lucht kon M. geen spoor van eenig mikroskopisch organisme waarnemen.
Naar aanleiding van de onderzoekingen van fray, die tot dezelfde resultaten leidden als die van pouchet, heeft dumas zich, ongeveer 30 jaren geleden, overtuigd, dat organische stoffen, tot 120°—130° verhit, met water, kunstmatig voortgebragt uit hydrogenium en koperoxyde, en met kunstmatig gevormde lucht, besloten in buizen, die pas rood gloeijend waren geweest, noch plantjes noch dieren voortbragten. Liet men gewone lucht in de buizen treden, dan kwamen zoodanige voorwerpen weldra te voorschijn. Daar de tardigraden, de sporulen van Oïdium aurantiacum, en in het algemeen de kiemen van vele organische wezens het voorregt bezitten van aan eene temperatuur van 120°—140° weerstand te kunnen bieden, en zulke kiemen even zoo wel in organische zelfstandigheden als in de lucht aanwezig kunnen