door thilorier ontdekt waren, heeft men voorgeslagen en zonder twijfel hier en daar ook beproefd om de hooge spanning der dampen van dit vaste ligchaam of van die vloeistof tot het voortbrengen van beweegkracht aan te wenden. Geen van die voorslagen heeft tot eenige praktische uitkomst geleid. Daardoor niet afgeschrikt heeft Prof. emsmann te Stettin voor eenige maanden in poggendorff's Annalen op nieuw voorgeslagen, vast koolzuur daartoe te bezigen. Daar dit denkbeeld, zooals hij zich uitdrukt, nog al ingang schijnt te hebben gevonden, ontwikkelt hij het nader in een der laatste nommers van dingler's Polytechnisch Journal.
"Vast koolzuur," zegt hij, "komt voor in den vorm van sneeuw of ook in kristalheldere stukken, zoo doorschijnend, dat zij naauwelijks te onderscheiden zijn van het glas, waarin zij bevat zijn. Het merkwaardigste is, dat deze stof, als zij niet in genoegzaam stevige en gesloten vaten wordt bewaard, zich in damp verandert, en dit niet plotseling en met hare geheele massa, zooals aangestoken buskruid, maar langzaam en aanhoudend, ongeveer zooals ijs ook slechts langzamerhand tot water wordt. Die damp heeft eene met de temperatuur toenemende spanning, die volgens faraday bij —14° R. ongeveer 23, bij —7° R. omstreeks 29 en bij 0° ruim 38 dampkringen bedraagt. Op deze groote uitzettingskracht bij langzame verdamping is mijn denkbeeld gegrond om van de hier ontwikkelde kracht als beweegkracht gebruik te maken. Ik neem daarbij in aanmerking, dat in het algemeen van twee ongelijke krachten dezelfde werking kan verkregen worden, wanneer men ze laat werken op vlakken, die met hare grootten omgekeerd evenredig zijn; gelijk men van een laagdrukking-stoomwerktuig dezelfde werking als van een hoogdrukking-werktuig kan verkrijgen, wanneer de stoomzuiger in het eerste maar zooveel malen grooter is als de spanning minder bedraagt."
Tot zoover Prof. emsmann, die, zooals uit het bovenaangevoerde en vooral uit het door ons cursyf gedrukte blijkt, van de eerste beginselen der werktuigkunde geene zeer heldere begrippen heeft. De inrigting, die hem tot het voortbrengen der beweegkracht zal moeten dienen, mag zeker wel eenvoudig worden genoemd. Zij berust op het bekende reactie-beginsel: een vat met eenige vloeistof gevuld, die door haar gewigt of door hare spankracht uit eene zijdelings aangebragte opening stroomt, zal zich door het onopgewogen overschot van drukking tegen den over die opening gelegen binnenwand in eene aan die der uitstrooming juist tegenovergestelde rigting bewegen. Zoo stijgen de vuurpijlen op, zoo draaijen de Heronsche aeolipila en het waterrad van segner; zoo moet ook de Emsmannsche koolzuurlocomotief zich bewegen met de wagens, die er aan verbonden zijn. Zij bestaat slechts uit een genoegzaam sterkwandig vat van gesmeed ijzer op vier wielen geplaatst. Aan de achter-