kracht AH' van den handbal in de rigting van de verbindingslijn der middelpunten (S"C), en in eene rigting loodregt daarop (H"B); want de laatste lijn, de gemeenschappelijke raaklijn aan beide cirkels, staat loodregt op de eerste.
Wanneer de handbal eenen band volgens eene schuinsche rigting raakt,
Fig. 3.
Fig. 4.
is het verschijnsel weder eenigzins anders. Men ontbinde (Fig. 4) wederom de snelheid van den bal AH in twee rigtingen, de eene AB in de rigting van den band, de andere AC loodregt op die rigting: de eerste doet niets tot den schok, die alleen ten gevolge van de tweede ontstaat. Was nu de band volkomen veerkrachtig, dan zoude die loodregte snelheid na den schok slechts van rigting veranderen, en wanneer men nu deze nieuwe snelheid HB met de onveranderlijk gebleven snelheid HD in de rigting van den band te zamen stelt tot eene enkele, verkrijgt men eene nieuwe kracht HE, juist gelijk aan de oude AH, en die met den band eenen even grooten hoek maakt, maar in tegengestelden zin. En dit is de zoo bekende natuurwet, die bij de theorie van geluid, warmte en licht steeds hare toepassing vindt: de hoek van inval (∠ AHC) is gelijk aan den hoek van terugkaatsing (∠ EHD). In ons geval evenwel, waar de band niet volkomen veerkrachtig en p dus niet gelijk 1, maar = 11⁄20 is, wordt de snelheid, loodregt op den band na den stoot, HB' slechts 11⁄20 van de oorspronkelijke AC en in tegengestelde rigting; deze weder met de onveranderde snelheid HD langs den band te zamen stellende, wordt de nieuwe snelheid na den stoot HE' kleiner, en maakt zij eenen kleineren hoek met den band, dan volgens de gemelde wet met HE zoude plaats grijpen.
En hiermede zouden alle voorkomende gevallen beschouwd en