Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/971

Deze pagina is proefgelezen
51
WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

gewreven worden, of in een porceleinen mortier, onder toevoeging van een weinig zand, dan worden de korrels verbroken, en voegt men er vervolgens water bij, dan lost dit de oplosbare massa op. Door filtrering verkrijgt men dan een volkomen helder vocht, waarin geen spoor van vaste deeltjes door het mikroskoop te herkennen is en dat door iodium blaauw wordt. Ook het aldus verkregen iod-amylum blijkt opgelost. Zoowel de oplossing van amylum als die van iod-amylum worden door alkohol gepraecipiteerd. Jessen houdt het er voor, dat de oplosbare stof bevat is tusschen de vliezen, die de concentrische lagen daarstellen.

Hg.
 

Het centraal gedeelte der haren is door Dr. al. spiess te Frankfort aan den Main onderzocht, van welke onderzoekingen de resultaten in henle u. pfeufers Zeitschrift medegedeeld zijn. Volgens hem bestaat het haar uit slechts eene enkele met eene opperhuid overtrokkene en uit digt opeengedrongen vezelcellen bestaande zelfstandigheid, de zoogenaamde bastzelfstandigheid, in wier midden, bij dikke haren, zich een mergkanaal bevindt, dat lucht en vocht bevat. Eene mergzelfstandigheid bestaat niet. Dit laatste beweerde reeds leeuwenhoeck, die, ofschoon op andere gronden dan S., het aanwezen van eene mergzelfstandigheid loochende, en de centrale donkere streep voor een niet altijd aanwezig en slechts toevallig door uitwaseming ontstaan kanaal verklaarde. Spiess houdt het aannemen eener eigenlijke mergstof voor onvereenigbaar met het in de haren plaats hebbende voedingsproces, gelijk men dit meestal aanneemt, en niet overeenkomende met hetgeen het mikroskopisch onderzoek aantoont. Uit dit oogpunt laten zich ook de weinige bekende pathologische veranderingen van het mergkanaal verklaren. Vier aan S. bekend gewordene gevallen van ziekte van het centraaldeel des haars berustten in de eerste plaats op eene abnormale ontbinding van dit gedeelte, welke dan later evenwel tot zeer verschillende verdere gevolgen leiden kan. (Froriep's Notizen, 1859 I Bd., S. 186.)

D. L.
 

Afstamming der huiskat.Belke neemt wel is waar Felis maniculata aan, als de oorspronkelijke stam van F. domestica, maar houdt het er voor, dat eenige variëteiten van deze laatste van anderen oorsprong zijn. Zoo zou F. angorensis briss. tot F. Manul pall, en temminck's Chat de Chypre of Chat zèbre en F. hispanica erxl. tot F. catus [?] behooren. B. wil dus natuurlijk de F. domestica niet meer als soort laten gelden. (Bulletin de la société impériale des naturalistes de Moscou, 1857, p. 458).

D. L.