lagen koolzure kalk bedekt was, zoo als onze muren? Het zou de moeite waard zijn om dit door proeven te beslissen.
Over de elektrische visschen zijn door schulze twee verhandelingen geschreven, welke hij ter mededinging naar den prijs van montyon aan de Académie des Sciences heeft gezonden, met eene aanwijzing van het nieuwe daarin voorhanden. S. heeft eene vergelijkende studie ondernomen van de elektrische organen van Torpedo, Gymnotus en Malapterurus. Door dubois-reymond zijn hem gedeelten van Malapterurus verstrekt, die afkomstig waren van levende exemplaren te Berlin; aan ecker te Freiburg in Brisgau is hij een volkomen goed bewaarde Gymnotus verschuldigd; op de kusten der Middellandsche zee heeft hij sidderroggen ontleed. De voornaamste uitkomsten van zijn onderzoek zijn de volgende:
1) In de elektrische organen van al de drie visschen vindt men eigenaardige zeer teedere en doorschijnende plaatjes van eene homogene en geleiachtige zelfstandigheid, waarin men met het mikroskoop eenige geïsoleerde cellen of kernen waarneemt. Deze plaatjes zijn eene onmiddellijke voortzetting van de zenuwen, die in het elektrische orgaan eindigen, of liever van den ascylinder van de primitiefbuizen dier zenuwen, van welke primitiefbuizen zij de scheikundige eigenschappen schijnen te bezitten. Dit zijn de elektrische platen, door bilharz [vgl. Wetensch. Bijblad 1837 bladz. 76] beschreven.
2) Bij Gymnotus en Malapterurus is de eene van de oppervlakten dezer plaat gekeerd naar den kant van den kop, de andere naar den staart; bij Torpedo is de eene oppervlakte naar den buik, de andere naar den rug gekeerd. Haar stand is dus bij Gymnotus en Malapterurus dezelfde als die der secundaire of dwarse vezelige tusschenschotten; bij Torpedo, waar deze dwarse vezelige tusschenschotten ontbreken, vervangen zij deze.
3) De eene oppervlakte van elke elektrische plaat is verbonden met die zenuwen, die de vakjes van het orgaan binnentreden, terwijl de andere zijde vrij is, en in aanraking is met een slijmweefsel. De oppervlakte, die met de zenuwen in verband staat, is altijd gewend naar het gedeelte van den visch, dat negatief is op het oogenblik der ontlading: dus bij Gymnotus naar den staart, bij Malapterurus naar den kop, bij Torpedo naar den buik. Bilharz had bij Malapterurus gemeend te zien, dat de zenuwen de elektrische plaat intraden aan de oppervlakte, die naar den staart gewend was, welk uiteinde van den visch, volgens de onderzoekingen van ranzi en dubois-reymond, de positive zijde is,—iets, 't geen in tegenspraak zou zijn met de zoo even ge-