noemde wet. Werkelijk hebben de primitiefvezelen der zenuwen die rigting; maar S. heeft ontdekt, dat zij, na de elektrische platen aan de positive zijde bereikt te hebben, haar doorboren om zich aan de negative zijde in de platen te begeven, even als bij de beide andere visschen.
4) Daar, waar men in de elektrische organen ruimten meende te zien, die gevuld zijn met vocht, vindt men inderdaad niets dan geleiachtig bindweefsel (slijmweefsel naar virchow), waardoor haarvaten loopen.
5) Iets, dat op de elektrische organen gelijkt, vindt men in de pseudo-elektrische organen van den staart der roggen en Mormyri. Reeds had robin bij de eerstgenoemde visschen een eigenaardig weefsel ontdekt, dat hij elektrisch weefsel noemde. S. heeft aangetoond, dat dit weefsel in elke cel van den pseudo-elektrischen toestel der roggen eene plaat vormt, welke eene onmiddellijke voortzetting is van de talrijke zenuwen van dit orgaan. Hier vindt men alzoo eene volkomene analogie met de elektrische platen. Met de Mormyri is het, gelijk ecker heeft aangetoond, nagenoeg evenzoo gelegen. Evenwel bestaat er, volgens de onderzoekingen van S., een wezenlijk verschil tusschen de elektrische en pseudo-elektrische platen. De eerste bestaan uit eene homogene, gelatineuze, geheel doorschijnende stof, terwijl de pseudo-elektrische zamengesteld zijn uit zeer dunne lagen van plaatjes, die tegen elkander geplakt zijn, en somtijds aan het weefsel het aanzien verleenen van de zelfstandigheid der gestreepte spiervezels. Alzoo kan men twee soorten van elektrische platen onderscheiden: de gestreepte, zooals bij de roggen en Mormyri, en de gladde der wezenlijk elektrische organen bij Gymnotus, Malapterurus en Torpedo. Het is een verschil als hetgeen men opmerkt tusschen de gestreepte, tot het dierlijk leven behoorende, en de gladde, tot hel plantaardig leven behoorende spiervezels. (Compt. rend. Tom. XLVIII, pag. 876).