en van daar vroeger wel eens de giftige "weegluis" van Perzië is genoemd. In de woonhuizen levende, in spleten der muren of planken, komt het daaruit des nachts te voorschijn om den mensch te bijten of te steken en diens bloed te zuigen, zoo als zulks althans door porter, schneider en vooral door fischer vroeger werd medegedeeld, te gelijk met blijkbaar overdrevene berigten over het gevaar van dezen beet of steek. IJlen, stuipen, koorts, zelfs dood binnen 24 uur zouden daarvan het gevolg kunnen zijn en zelfs zoodanig, dat er in Perzië geheele dorpen zouden zijn, die uit vrees voor deze Acaride door de inwoners zijn verlaten. Anderen verhaalden, dat zulks niet geldig was voor de inboorlingen, maar wel voor vreemdelingen en reizigers, die er bij voorkeur door zouden worden gekweld; en wat dies meer zij.
Het blijkt nu, dat, zoo als dan ook door deze en andere overdrijving reeds vermoed werd, dit diertje volstrektelijk den bijzonderen roep van vergiftig te zijn niet verdient. Volgens een berigt, opgenomen in L'Institut, 1e Sect., 25 Aout 1858, heeft heller een aantal individuen dezer tekken-soort anatomisch onderzocht, in het bijzonder daarbij groote aandacht vestigende op de monddeelen, en heeft hij bevonden, dat die volkomen analoog zijn met de monddeelen der meest onschuldige tekken in het algemeen, zonder het geringste spoor te kunnen vinden van gift-kliertjes. De verhalen der reizigers daarover verdienen alzoo geen vertrouwen, en het is waarschijnlijk, dat gevallen van bevreemdend spoedigen dood, toevallig op plaatsen waar deze dieren voorkomen, aanleiding heeft gegeven om deze te beschuldigen zonder reden. Hiermede in verband staat dan ook de fabel, dat zij inzonderheid voor vreemdelingen doodelijk of gevaarlijk zijn, dewijl in die streken, waar de Argas Persicus te huis behoort, febris intermittens perniciosa niet zelden voorkomt, welke kwaadaardige koorts dan ook meer bijzonder de reizigers of vreemdelingen dan de inboorlingen overvalt.