Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/145

Deze pagina is proefgelezen
 

AARDBEVINGEN IN CALABRIE.

 

 

In de Vergadering der Royal Institution of Great Britain, in Mei 1858, hield de heer james philipp lacaita eene voordragt over de aardbeving, die eenige maanden vroeger, namelijk in den nacht van den 16den December 1857, een groot deel van Calabrië verwoestte. Wij ontleenen daaraan voor onze lezers het volgende.

"Zuidelijk Italië wordt teregt geroemd wegens zijn heerlijk klimaat, zijne prachtige natuurtooneelen, zijne grootsche historische gedenkteekenen; doch het is evenzeer berucht als zijnde de klassieke grond van vulkanen en aardbevingen. De Etna en de Vesuvius zijn de twee werkzaamste onder de vulkanen in Europa, en vreeselijke aardbevingen hebben dikwerf in uitgebreide landstreken de schrikkelijkste verwoestingen aangerigt en aan duizende menschen het leven gekost. Onder de thans nog levende bewoners van het koningrijk Napels zijn er, die getuige geweest zijn van zes groote aardbevingen, zonder de kleinere mede te rekenen, die geringere uitwerkselen teweeg bragten.

Op den 5den Februarij 1783, ten 1 ure 's nam., onderging de Piana di Monteleone, in de provincie van Calabria Ultra I, een zoo hevigen schok, dat in minder dan twee minuten 109 steden en dorpen geheel verwoest en 32,000 van de 166.000 inwoners onder de bouwvallen hunner woningen bedolven werden. Eene herhaling van den schok te middernacht verwoestte ook de steden Reggio en Messina en breidde zich uit over het geheele Valdemone. Bij het begin van de Farostraat, sleepte de zee, na eerst zich van de Calabrische kust verwijderd te hebben, daarop terugkeerende, met onweerstaanbaar geweld meer dan 1500 inwoners der stad Scylla mede, die om zich te beveiligen naar het strand gevlugt waren. Na eene opeenvolging van ligtere schokken, deed op den 28sten Maart een nieuwe schok de