In 1951 was de verhouding in het Venetiaansche als volgt:
Italianen .... 1,884,646
Friaulers .... 351,805
Slovenen .... 26,676
Duitschers. . . . 12,084
_______
2,275,211
In het Westen van Boven-Italië snijden de Fransch-Italiaansche taalgrenzen Aosta, Savoye, de Alpenstreken van Turin en Coni en een groot deel van Nizza van het overige Sardinische vasteland af. Zuidwaarts van Monte Rosa bestaan acht Duitsch sprekende gemeenten, wier inwoners te zamen 7000 bedragen. Het aantal Franschen op Sardinisch gebied bedraagt 625,000.
Onder de vreemde koloniën op Italiaanschen bodem verdienen in de eerste plaats die der Albanezen, verkeerdelijk Grieken genaamd, onze opmerking. De voorvaders dezer Albanezen, eerst in 1461 en daarna in 1532 en 1744 het juk der Turken ontvlugtende, hebben in Apulië, Calabrië en Sicilië op verschillende plaatsen kleine, nog bestaande koloniën gesticht. De tegenwoordige Italiaansche Albanezen spreken niet dan Italiaansch, maar hebben hun geheelen typus en hunne nationale kleederdragt behouden. Hun aantal bedraagt 88,410.
Sedert langer dan 500 jaren bestaat eene uit ongeveer 3000 zielen bestaande Slavische kolonie in de Napelsche provincie Molise. De woonplaats dezer Slaven wordt door hen Wodajwa (Slavisch, van Woda, water), door de Italianen Acquaviva genaamd. De taal dezer kolonie heeft groote overeenkomst met het Kroatisch, doch het beschaafde deel der inwoners spreekt ook Italiaansch, en wel beter en welluidender dan de bewoners der omstreken. Het elementaire onderrigt op de plaatselijke school wordt in het Slavisch gegeven, en de geestelijke predikt in het Slavisch. Opmerkelijk is het, dat deze Slavische kolonie niet alleen op een hooger standpunt van beschaving staat dan haar oorspronkelijk vaderland, maar ook dan de Italiaansche bewoners der omliggende plaatsen.
Op het eiland Sardinië is te Alghero en in de omstreken daarvan eene Spaansche (Catalonische) kolonie van 8500 zielen. Op Corsica