Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/238

Deze pagina is proefgelezen
212
DE TEELT VAN COCHENILLE OP DE KANARISCHE EILANDEN.

volwassen. In Mei en Junij vertoonen zich ook de mannetjes Cochenille-insekten, als kleine, van twee witte vleugels voorziene diertjes, die langzaam tusschen en op de wijfjes rondkruipen; als verwstof hebben deze mannetjes geene waarde.

Wanneer de oogsttijd daar is, worden de volwassene wijfjes zorgvuldig van de takken afgenomen, een arbeid, die meestal door vrouwen verrigt wordt; de niet voor het telen van jongen bestemde insekten worden terstond naar een oven gebragt, die, om de diertjes te dooden, aanvankelijk tot op 40° R. verwarmd wordt, waarna men, ze zorgvuldig uitspreidende en dikwijls omroerende, de Cochenille bij eene matige warmte van niet meer dan 25° R. droogt. Bij gebrek aan ovens wordt de Cochenille ook wel in de zon gedroogd, maar de oude handelwijze, om de diertjes door kokend water te dooden, heeft men tegenwoordig bijna geheel laten varen. De kooplieden in Santa Cruz koopen liever de natte Cochenille, omdat het droogen veel zorg vereischt en daarvan grootendeels de deugd der kleurstof afhangt. Drie ponden natte Cochenille geven ongeveer één pond drooge verfstof. De voornaamste tijd van inoogsting duurt van het laatst van Julij tot half September.

Daar het insekt in drie à vier maanden zijn vollen wasdom bereikt, kan men meer dan éénen oogst 's jaars erlangen; maar de wintermaanden zijn voor de ontwikkeling der diertjes minder gunstig, en de Opuntia maakt slechts eenmaal 's jaars, en dat wel in het voorjaar, nieuwe takken; in Augustus of September nu zijn de takken van dit jaar voor eene tweede overbrenging van Cochenille reeds wat te ver in leeftijd gevorderd en door eene te stevige opperhuid bedekt, zoodat de tweede oogst reeds daarom minder dan de eerste uitvalt, terwijl eene derde planting van Cochenille in de wintermaanden met nog ongunstiger omstandigheden te kampen heeft, waarom men zich dan ook veelal bepaalt tot twee oogsten en het bewaren van dragtige wijfjes gedurende den winter. De zomeroogst blijft altijd de hoofdzaak. Het afnemen van wijfjes voor het nieuwe broed moet niet geschieden vóór dat de wijfjes reeds beginnen te baren. Het afnemen der volwassene dieren en het overbrengen der jongen moet nooit bij nat weer geschieden.