zeggen, dat de eene stam slechts mannelijke, de andere slechts vrouwelijke bloemen draagt. Bij Murcia kweeken vele landlieden alleen vrouwelijke dadelpalmen aan en koopen dan bij den bloeitijd van elders mannelijke bloeipluimen, welke zij boven in de kroon hunner boomen hangen om het stuifmeel op de vrouwelijke bloemen te doen vallen. Hier heeft dus hetzelfde plaats, wat sinds onheugelijke tijden in Afrika en Azië geschiedt en met regt als eene merkwaardige bevestiging van het Linnaeaansche sexuële stelsel beschouwd wordt.
Het hout der dadelboomen is niet zoo vast als dat van vele tropische palmen. De wortel bestaat uit ontelbare wortelvezels, alle nagenoeg even dik, zonder eenen penwortel (en ook zonder zijtakken), zich als een geweldig groot penseel naar alle zijden in den grond uitbreidend, doch welker vastheid toch groot genoeg is om den boom, ook bij de hevigste stormen, wel bevestigd te houden.
DE RATEL-POPULIER.
De ratel-populier (Populus tremula), zoo genoemd naar zijn steeds, bij den allerminsten wind, ratelend geluid, veroorzaakt door de grootte van het blad in verhouding tot den zeer dunnen, voor elke draaijing ligt vatbaren bladsteel, is in onze bosschen, op zandgrond, zeer algemeen.
Het is de Espe der Duitschers. Masius herinnert, in zijne Naturstudiën, Leipzig 1858, p. 26, aan de volgende legende, die omtrent dezen boom bestaat:
Toen de Heer nog op aarde omwandelde, zoo verhaalt de Sage, bogen zich alle boomen voor Hem neder; alleen de ratelpopel niet. Daarom werd deze met eeuwige onrust gestraft, zoodat hij bij elken ademtogt des winds schrikt en siddert, even als de Jood ahasuerus, die nooit kan rusten. De afstammelingen van dezen zoo hoogmoedigen boom zijn door de geheele wereld verstrooid, een vreesachtig geslacht, altoos bevend en fluisterend in de overigens zoo rustige wouden.