Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/258

Deze pagina is gevalideerd
232
ALCHEMIE.

der Oude wijzen,” dat soo gij onsen grooten overouden Steen wilt maken, soo volgt mijn Leere, en bid voor alle dingen God, den Schepper van alle de Creaturen, dat hij u daartoe sijn zegen en gedijen wil geven. Hebt gij ook gesondigd, soo biegt aan hem en doet het goede en laat het kwade, en neemt u voor dat gij geen meer kwaad en doet”[1].

In hoever enkele alchemisten werkelijk overtuigd zijn geweest, dat zij adepten waren, of zich althans op den weg bevonden om dit te worden, is natuurlijk moeijelijk te beslissen, en dus ook in hoe ver bij de meesten de duisterheid hunner geschriften inderdaad afhankelijk was van de vrees om de geheimen der kunst aan onwaardigen te verspillen, en niet eenvoudig van den toeleg om de lezers zand in de oogen te strooijen, ten einde voor adepten gehouden te worden. Dat bij de meeste alchemistische schrijvers dit laatste de oorzaak is geweest van de opzettelijke onverstaanbaarheid hunner geschriften, is zeker. En toch mag men ook deze alleen dáárom niet als opzettelijke bedriegers beschouwen. De achting, die een alchemist van professie genoot, kon slechts berusten op zijne veronderstelde vorderingen in het zoeken naar den steen der wijzen. Welke andere groote ontdekkingen hij ook mogt gedaan hebben op den weg, dien hij ingeslagen had ter bereiking van dat doel, zij konden niet dienen om zijne reputatie als alchemist te bewaren, zoo het niet tevens bleek, dat hij op dien weg zelven vooruit gegaan was, zoo niet het doel bereikt had. Wat lag voor hem nu nader voor de hand dan eenvoudig zijne tot dus ver onvruchtbaar geblevene proefnemingen te beschrijven op zulk eene wijze, dat niemand er uit opmaken kon, hoe ver hij nog af was van een adept te wezen, — te nader daarom, omdat niets hem belette om de ontdekkingen, die hij werkelijk gedaan had, daarbij in meer duidelijke bewoordingen mede te deelen? Dat bovendien een aantal alchemistische werken bloote mystificatiën zijn, voor welke minder ter verschooning aan te voeren is, lijdt geen twijfel.

Reeds de titels van vele alchemistische geschriften hebben iets geheimzinnigs. B.v. Sleutel der hoogere wijsheid. Een kort woord over

  1. Uit eene Nederduitsche vertaling in H.S., waarschijnlijk door goossen van vreeswijk.