Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/286

Deze pagina is proefgelezen
260
ALCHEMIE.

en dan gemeenschappelijk met flamel te laboreren. Toen de beide reizigers te Orleans gekomen waren, werd canches ziek en stierf, niettegenstaande alle bestede zorg, in de armen van flamel, die hem in de kerk Ste. Croix eerlijk deed begraven en nu te Parijs terug kwam. Hier moest hij evenwel volgens de onvolledige aanwijzingen van canches nog drie jaren werken, voor het hem eindelijk op den 17 Januarij 1382 gelukte het lang gewenschte doel te bereiken.

Door zijne kunst, dus luidt het verhaal verder, verwierf zich nu flamel een vermogen van anderhalf millioen lires. Desniettegenstaande bleef hij met zijne pernelle in eene kleine woning op een zeer eenvoudigen voet leven. Daar de echtgenooten zonder kinderen waren, besteedden zij het grootste gedeelte van hun vermogen aan liefdadige stichtingen. Zij stichtten een aantal gasthuizen en andere inrigtingen voor armen, weduwen en weezen, begiftigden andere, bouwden drie kapellen van den grond op, herstelden 7 kerken, herbouwden o. a. het portaal der kerk Ste. Généviève-des-Ardents, maar waren vooral mild jegens de kerk St. Jacques-la-Boucherie, waartegen zijn kraampje stond, aan wier patroon hij naast God zijn geluk dank weet, en in wier archief thans nog meer dan veertig giftbrieven van hem voorhanden zijn. Eenige door de echtgenooten flamel gestichte armenpreuven werden nog in 1742 geregeld uitgedeeld. Aan de meeste gebouwen, door flamel gesticht of hersteld, vond men in de vorige eeuw tot aan de revolutie nog opschriften en beeldhouwwerk, die aan den vromen stichter herinnerden, en waarvan diegene, welke gezien werden op den vierden boog van het kerkhof des Innocens, in 1612 door arnaud zijn in plaat gebragt en uitgegeven. Op die beeldhouwwerken was flamel doorgaans afgebeeld 't zij alleen, 't zij met zijne vrouw, maar beiden altijd in knielende houding en met gevouwen handen, omringd van allegorische figuren en van verzen, die meestal de ellende en ijdelheid der wereld tot onderwerp hadden.—Nadat al deze stichtingen voltooid, al deze donatiën geschonken waren, bleef er, gelijk blijkt uit het nog aanwezige testament, door pernelle in 1399 gemaakt, nog zooveel over, dat de jaarlijksche inkomsten er van vierduizend driehonderd en eenige