in eens verdwenen. Dat het maken van dergelijk geluid niet tot de onmogelijkheden behoort, bewijzen de Pogonias, te New-York drums of tambours geheeten.
De haring schijnt eene natuurlijke behoefte tot heen en weer trekken en tot ronddwalen te hebben, terwijl hij alle bogten en inhammen der kust als rondsnuffelt. Vandaar ook zwemt hij in alle spleten en gaten der kusten op; een bewijs hiervoor vinden wij in onze vaderlandsche geschiedenis. Wij lezen, dat in de eerste eeuwen onzer jaartelling het Roode klif, eene hoogte aan de zeekust nabij de stad Stavoren, driemaal vuur zou hebben uitgeworpen, dat de toen nog Heidensche Friezen hunnen afgod stavo raadpleegden wat zulks beteekende, dat de priesters een middel aan de hand gaven om dat vuur te blusschen en tevens voorspelden, dat er op die hitte "eene koude materie" zou volgen. Wij lezen in de: Cronique ofte Historische Geschiedenisse van Vrieslant, beschreven door Doct. pierium winsemium op fol. 47, onder het jaargetal 513, het volgende:
"Men schrijft dat omtrent deze tijden zouden geleefd hebben eender met namen Tho Hoppers/ bezittende die landen tusschen Stavoren ende Hoorn gelegen/d'welke tot dezen huidigen daghe noch Hoppe genoemd worden/ maer zijn in die Zuijderzee/ nae d'inbrekinghe der Noortzche Duijnen gantzchelijk versmolten. Deze zijn maget water puttende uijt eenen zekere Dobbe/ de welcke int zelve Zant gegraven was/ is bij ghevalle mede in den Emmer een levenden Haring gevangen/ waer door hij Tho Hoppers zeer verbaert geworden is/ nadenckende het mirakel des Afgodts Stabonis welcke geprofheteert hadde/ dat dien vijervlammen des houden Clifs een koude materie zouden volgen/ verstaende dat het vijer een beduidenisze zoude wezen van toecomende watervloeden/ welcke de landen tuszchen West- ende Oost Vrieslant gelegen/ inbrekende ende overvallende/ in een groote Zee eindelijck veranderen zouden/ gelijc naermaels gezchied is. Sulcx bedacht hebbende/ heeft voorghenomen bij d'eerzte ghelegentheit die zelve Landen te vercopen ofte te verwiszelen/ om die zchade/