Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/34

Deze pagina is proefgelezen
16
DE HARING.

daar, dat, als zoodanige inham door eene vrouw doorwaad wordt, alle haringen op de vlugt gaan. Fries zegt, dat, als er soms zoo veel haringen op zekere plaats gevangen worden, dat men er mede verlegen is, en men hen niet allen inzouten kan voor dat zij bederven, dan de stank dier rottende haringen de anderen voor vele jaren van die plaats verwijdert. Leeuwenhoek heeft denkelijk wel de ware reden gevonden, hij zegt: dat als er op zulke plaatsen meer haringen komen dan er zich daar voedsel voor hen bevindt, zij honger lijden, vertrekken om meer voedsel te zoeken, en er niet weer komen, omdat zij weer gaan naar die plaatsen, waar zij weten dat voedsel genoeg voor allen te vinden is.

Even als het plotseling verdwijnen, is ook het plotseling verschijnen der haringen reeds lang met verwondering gezien. Zoo is er eene Noordsche sage, die spreekt van eenen hongersnood op Helgoland en door eene toovenares werd de zee rondom in eens vol haringen. De Noordsche geschiedenissen melden dikwijls van zoo veel haringen, dat de netten scheurden. Olaus magnus zegt in zijne Hist. nat. Septentr. lib. XX, dat er zulke digte kolommen haringen op de kust kwamen, dat, als men er eene piek in plaatste, die regtop staan bleef. Zorgdrager vermeldt hetzelfde en in olaus af roschild vindt men, dat, er in de Sond zooveel haringen gevangen werden, dat eene karrevracht verkocht werd pro ora denariorum, voor eene hand vol penningen. Rzaczinsky vermeldt ditzelfde als aan den mond van den Weichsel geschied te zijn in 1709. In 1781 waren er bij Busköe zooveel haringen, dat zij als een levenden berg in zee vormden en met de hand gegrepen konden worden. Anderson zegt, dat er in Loch Ure, in 1784, zooveel haringen waren, dat er in de 40 of 50 dagen van hun oponthoud aldaar 56,000 lasten gevangen werden; en, in 1773, waren er in Loch Torridon 250 haringbuizen, die allen in één nacht tot zinkens met haringen gevuld werden, en men stukken van de netten moest afsnijden om een gedeelte te kunnen ophijschen; en zoo vol haringen bleef het daar gedurende twee maanden. Het Loch Carron, dat drie mijlen lang, één mijl breed en van vier tot zestig ellen diep is, bleef gedurende 30 tot 40 dagen stijf vol haringen, tot zelfs aan den grond toe. Den 5den