op los gaan, vooral de hier boven gemelde Squalus acanthias, de Sq. mustelus en de Sq. catulus. Voeg hierbij de steuren, die soms zooveel haringen eten, dat het vleesch er naar smaakt en daarom in Noorwegen sild-stoere heeten; de menigvuldige kabeljaauw-soorten, dorschen, lengen, wijtingen enz., die men bijna nooit vangt zonder haringen in de maag; de zalmen, de haring-koningen, Chimaera monstrosa L., en niet minder de zeevogels van alle soorten. Nacht en dag maken deze laatsten jagt op den haring, en hunne begeerigheid naar dezen visch is zoo groot, dat zij zelfs uit de handen der visschers eenen haring durven weg te kapen, wat een zeer levendig en eenig schouwspel moet opleveren. Ook hebben de visschers uit de wijze, waarop die vogels zich gedragen, sommige kenteekenen geleerd: als b.v. de vogels hoog vliegen is de haring in de diepte; als zij laag vliegen, komt de haring naar boven; als zij veel duiken en nedervallen, is de haring aan de oppervlakte enz. Maar de grootste van al zijne vijanden is wel de mensch, omdat hem de meeste middelen ten dienste staan om den haring te bemagtigen. En duizenden en millioenen menschen worden door den haring gevoed en krijgen door hem vele behoeften vervuld; hij wordt door allen met graagte gegeten, door den vorst zoo wel als door den bedelaar. Couch zegt, dat wij nergens beter den vinger Gods in kunnen zien, dan daarin, dat de haring juist dan de verblijven der menschen moet naderen, als hij op het best is om gegeten te worden. Doch deze stof zou onuitputtelijk zijn te behandelen, als wij nog spreken wilden over de wijze, waarop men den haring vangt, over de geschiedenis der haringvisscherijen, over haring kaken en haring droogen, over de soorten van haringen en over hunne waarde als handelsartikel enz. Wij willen slechts nog zeggen, dat bloch de opmerking maakt, dat er door de uitvinding van willem beukelsz. van Biervliet, in het laatst der veertiende eeuw (1380) geschied, meer menschen in het leven gehouden zijn, dan er door de uitvinding van den monnik schwartz menschen om het leven gebragt zijn, en dat karel de vijfde honderd zeventig jaren later, tot aandenken aan die nuttige uitvinding, een haring at op het graf van willem beukelsz.
Ten slotte nog eene kleine uitweiding over een belangrijk punt in