Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/410

Deze pagina is proefgelezen
380
DE BOUWKUNST DER DIEREN.

dat, hoewel alle de bewoners van hetzelfde nest één gemeenschappelijk doel trachten te bereiken, toch elke mier op zich zelve werkt. Vandaar dat het soms gebeurt, dat deelen der woning, waaraan verschillende arbeiders te gelijker tijd gewerkt hebben, niet behoorlijk onderling overeenstemmen. Het schijnt echter, dat de mieren zelve dan de begane fout niet alleen erkennen, maar ook trachten te herstellen.

"Een muur,—zoo verhaalt huber,—was opgerigt ter ondersteuning van eene gewelfde zoldering, die nog onvoltooid was en aan de eene zijde rustte op den muur van de tegenover liggende kamer. De arbeider, die er aan had gewerkt, had echter aan het gewelf eene te geringe hoogte gegeven, zoodat het, indien het volgens het oorspronkelijk plan ware voortgebouwd, den tegenovergestelden muur omstreeks op de helft der hoogte van dezen zoude ontmoet hebben. Deze verkeerde uitvoering scheen ook door eene mier, die het werk kwam bezigtigen, te worden opgemerkt. Zij begon met het afbreken van de gewelfde zoldering en trok toen den muur, waarop deze steunde, hooger op. Daarop vervaardigde zij, in mijne tegenwoordigheid, eene nieuwe zoldering uit de brokstukken der vroegere."

Doch genoeg om te doen zien, dat wij ons niet naar de keerkringsgewesten behoeven te begeven om insekten te vinden, die aan den opmerkzamen waarnemer de gelegenheid aanbieden om de voortbrengselen eener bouwkunst te beschouwen, welke voor die der termieten alleen onderdoet door de grootte van het daardoor tot stand gebragte gezamenlijke werk, maar overigens niet minder bewonderingswaardig is, wegens de daarin aan den dag gelegde kunstvaardigheid en zelfs wegens de blijken eener zekere mate van overleg en oordeel.

 

Treft ons reeds de kunst, die zoovele insekten in het bouwen hunner woningen ten toon spreiden, nog meer worden wij getroffen, wanneer wij zien, dat vele wormen, dieren, waaraan wij gewoon zijn, hoezeer ten onregte, eene nog lagere plaats in het dierenrijk toe te wijzen, ook het vermogen bezitten van woningen daar te stellen, die niet, gelijk de schelpen der weekdieren, als van zelve door eene uit