Kleurenblindheid. - Een geval van niet aangeborene kleurenblindheid, bepaaldelijk van ongevoeligheid voor de roode kleur (Daltonismus), dat zeer overeenkomt met een door ruete in zijn Lehrbuch der Ophthalmologie medegedeeld geval, is door Dr. theo. clemens te Frankfort a. M. bekend gemaakt. De betrekkelijke zeldzaamheid van niet aangeborene gevallen van kleurenblindheid doet mij het berigt van Dr. Cl. hier uittrekselsgewijze overnemen.
De persoon, bij wie hij dit verschijnsel waarnam, was eene dame, eene Engelsche van geboorte, 52 jaren oud, moeder van drie kinderen, en op het oogenblik, toen dat verschijnsel zich openbaarde, voor de vierde maal zwanger en wel in de vijfde maand. In haar 14de jaar had zij, ofschoon niet sterk, aan bleekzucht, en later nu en dan aan keelontsteking en neusbloedingen geleden, doch was sedert en ook op het oogenblik volmaakt gezond. Gedurende hare eerste zwangerschap had zij omstreeks de vijfde of zesde maand nu en dan vonken voor de oogen gezien en werden hare oogen bij het beschouwen van kleuren ligt vermoeid, waarbij dan vaak een plotseling ontstaand, doch snel voorbijgaand vervloeijen (verschwimmen) der kleuren plaats vond, gevolgd van een even snel voorbijgaand algemeen graauw zien. Zij was toen veel bezig met een zeer kleurig naaiwerk, dat hare oogen zeer vermoeide, en waarbij niet zelden de kleuren haar ineen schenen te vloeijen, waarop dan vaak misselijkheid en braking volgden. Thans, terwijl zij zich met haren zieken echtgenoot te Homburg ophield, bemerkte zij op eene wandeling op eens, dat zij de vatbaarheid om rood waar te nemen verloren had, doordien, toen eenige haar vergezellende dames haar op de schelle roode kleur van een shawl opmerkzaam maakten, die shawl haar eene vuile gemengde kleur scheen te bezitten. Bij het onderzoek blijkt, dat het regter oog iets meer gewelfd is dan het linker, en dat beide pupillen wat vernaauwd en beide regenbogen voor het licht minder gevoelig zijn. De patiënte verwisselt rood en groen op eene eigenaardige wijze, want toont men haar tegelijkertijd eene roode en groene oppervlakte, dan verwart zij deze beide kleuren met elkander, zonder evenwel het rood voor groen aan te zien, wanneer haar alleen rood vertoond wordt. Wanneer haar het zuiverste rood op eene witte oppervlakte (karmozijn op een wit porseleinen schotel) wordt voorgelegd, dan bemerkt zij alleen als het ware het skelet der kleur, het schaduwachtige er van. Gedurende de tien dagen, welke Dr. Cl. haar waarnam, bleven de verschijnselen zich niet ten volle gelijk, daar later altijd meer en meer rood met groen verward werd, en de patiënte eindelijk ook geelachtige kleuren ligt met oranje, blaauw met bleekroode tinten verwarde, iets, 't welk Dr. cl. uit het meer en meer toenemende gebrek aan vertrouwen op haar gezigtsvermogen en het daaruit voortspruitende angstige spellen als 't ware der kleuren tracht te verklaren.—Als aanleidende