oorzaak van deze kleurenblindheid neemt CL. eene hysterische "Verstimmung" der retina aan, zamenhangende met den zwangeren toestand der patiënte, en welke gedurende de eerste zwangerschap eene zich slechts nu en dan vertoonende, en snel voorbijgaande algemeene kleurenblindheid, maar gedurende de vijfde zwangerschap eene permanente blindheid voor de roode kleur alleen te weeg bragt. Wij zullen Dr. cl. in zijne verklaring van het wezen der kleurenblindheid in 't algemeen niet volgen, daar wij ons dan met hem zouden moeten begeven in eene voor dit bijblad niet geschikte vergelijking van de kleurenleer van newton met die van goethe, van welke laatste de beginselen door hem worden aangekleefd. Genoeg zij het, dat die verklaring berust op de stelling, dat kleur eigenlijk in 't geheel niet bestaat, maar bloot een produkt van het oog is, en dat, in plaats van de gedeelde lichtstraal der kleurenleer van newton, eene gedeelde werkzaamheid der retina moet worden aangenomen. (Froriep's Notizen, 1859 Bd. IV, S. 103).
Filaria medinensis.—Filaria medinensis, de Huiddraadworm, is daar, waar zij voorkomt, endemisch. "In het geheele Ganges- en Jumnadal," zegt balfour, "komt hij niet voor, maar aan den rand der westelijke woestijn is hij zeer gewoon en komt ook voor op het eiland Bombay. De worm schijnt overgebragt te worden door middel van het water, dat de huid bevochtigt; de waterdragers te Bombay bekomen hem zeer dikwijls op den rug, die steeds nat is van het door hen gedragen wordende water. De wormkiem zou gedurende den regentijd in de daartoe geschikte plaatsen des menschelijken ligchaams komen, en eerst na twaalf maanden geheel gevormd zijn. Alzoo kan de Filaria medinensis ook daar worden waargenomen, waar hij niet inheemsen is; hij trekt als kiem in die streken met den mensen mede. (Edinburgh Medical Journal, Nov. 1858).
Ozon.—Uit de voorloopige mededeelingen van Prof. von gorup-besanez (liebig's Annalen, April 1859) aangaande zijne onderzoekingen van de wijze, waarop zich de organische stoffen onder verschillende omstandigheden tegenover het ozon verhouden, nemen wij het volgende over. Prof. v. G.-B. heeft tot dusver door ozon de volgende veranderingen in organische verbindingen voortgebragt: de omvorming van Cyankalium in Cyanzuur kali; van Acidum uricum in Allantoine en ureum; de voortbrenging van een zuur en waarschijnlijk van Kreatine uit Kreatinine; de omzetting van eene oplossing van eiwit uit hoendereijeren in eene zure vloeistof, die bij het koken helder blijft en geen praecipitaat vertoont door bijvoeging van minerale of organische zuren of van metaalzouten, behalve van azijnzuur lood, en welke vloeistof dus geen