Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/451

Deze pagina is proefgelezen
37
WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

dit noodwendig te subjectief is om algemeen te kunnen gelden, en vooral daar de vriendelijkheid van den heer K. mij in staat stelt om zijne handelwijze hier met zijne eigene woorden te beschrijven en dus elk, die er belang in stelt, de beide wijzen van werken zal kunnen beproeven. Wat de resultaten aangaat: de mij door den heer K. toegezondene proeven zijn zeer fraai, slechts missen zij boven de polen van den magneet de bekende opstaande ijzervijlsel-filamenten, die op de andere wijze bewaard blijven.

"Ik bevochtig", zegt de heer K., "een blad papier, liefst velijn, span het vochtig op een' glazen ruit en laat het droogen. Droog zijnde is het papier volmaakt vlak gespannen; onder elke punt der ruit bevestig ik een stukje kurk, welke kurkjes de hoogte bepalen, die noodig is om onder deze ruil eene magneet van willekeurigen vorm te plaatsen zonder de ruit te raken. Nu bestrijk ik de papiervlakte met eene lijmoplossing, zoo dun dat het papier niet al te nat wordt en er een dun laagje lijm goed ineengevloeid bij opdrooging op het papier blijft.

Als deze lijmlaag dun en goed er op gedroogd is, hetgeen niet moeijelijk te bewerkstelligen is, dan heeft men eene harde en gladde oppervlakte, waarop de ijzerdeeltjes zich uitmuntend bewegen kunnen. Na volmaakte drooging leg ik het glas, met het papier natuurlijk naar boven, op eene tafel, en plaats deze of gene magneetstaaf of hoef er midden onder. Vervolgens bestrooi ik het lijmvlak met zeer fijn ijzervijlsel (uit de apotheek) of liever ijzerpoeder, onder gedurig tikken op de glasruit. Wanneer zich nu een fraai beeld door de ijzerdeeltjes gevormd heeft, verwijder ik regtlijnig naar boven, het glas, zonder aanleiding te geven tot stoornis van het gevormde beeld. Een ketel met goed kokend water levert mij nu, door de gekromde tuit, den benoodigden warmen waterdamp, om voorzigtig over de magnet. spectra te leiden, de lijm te doen smelten, en bij opdrooging de ijzerdeeltjes op hunne plaats te bevestigen. Na een paar proeven leert men spoedig, hoe de schoonste teekeningen te bekomen; te digt bij de tuit, veroorzaakt veel waterspatjes, welke de figuur door bijeenlooping storen, te groote bevochtiging doet het papier krom staan en de ijzerdeeltjes wegglijden enz. Na een goeden afloop, vernis ik het geheel om het leelijke roest af te weren, en snijd dan met een scherp mes het papier van het glas."

Daar ik het gebruik van niet te fijn ijzervijlsel had aangeraden en de heer K. het zoo fijn mogelijk wenscht, moet ik hier nog doen opmerken, dat het voornaamste voordeel, door het grovere vijlsel verkregen, bestaat in de grootere zigtbaarheid der lijnen op een afstand, waartegen eene mindere fijnheid overstaat, die, bij eene beschouwing van nabij, de met fijner vijlsel verkregene spectra iets fraaijers, iets meer geacheveerds geeft.