Deze opmerkelijke overeenstemming heeft hem aanleiding gegeven om te onderzoeken, of ook nog bij andere stoffen iets dergelijks te vinden was. Bij de meeste metalloïden schijnt dit zoo te zijn. Alleen phosphorus en tellurium gaven hem zeer afwijkende resultaten. Voor de overige vond hij:
Eigenaardige geluiden in 't water. - Uit tennent's Ceylon neemt het boven aangehaalde tijdschrift eene mededeeling over, die in hoofdzaken op het volgende nederkomt.
In het meer nabij Batticaloa, op bepaalde plaatsen, worden naar het zeggen der inboorlingen des nachts, vooral bij volle maan en in het drooge jaargetijde, niet als het meer door veel regen is gezwollen, geluiden gehoord, herinnerende naar hunne beschrijving aan die van eene aeolusharp. Zij gelooven, dat die voortgebragt worden door een schelpdier, dat zij oeri koeloeroe kredoe of schreeuwende oester noemen. Onder dien naam bragten ze aan tennent verschillende van die dieren, vooral Littorina en Cerithium (C palustre). Toen de avond gevallen en de maan op was, liet hij zich in eene boot naar eene der aangeduide plaatsen roeijen en hoorde daar duidelijk muzijkale toonen, die hem toeschenen uit het water voort te komen en op die eener gespannen snaar of van een wijnglas geleken, dat men met den natten vinger aan den rand bestrijkt. Het was echter niet één toon, maar eene menigte van zachte, duidelijk van elkaar te onderscheiden geluiden van allerlei hoogte. Zij werden veel beter en sterker gehoord, wanneer men het oor met het houtwerk der boot in aanraking bragt en waren blijkbaar aan bepaalde plaatsen verbonden. Roeide