Padden-regens.—Bij gelegenheid van bovenstaande mededeeling vestigde seguin ook nog de aandacht op een feit, betrekking hebbende tot de zoogenaamde regens van padden. In de vijvers van zijn landgoed te Fontenay ziet men op zekere tijden de oppervlakte des waters zwart van myriaden paddenmaskers. Op zekeren dag zag S. op een voetpad van een el breed en ongeveer 300 ellen lang, dat op een vijver uitliep, eene menigte van kleine padjes van de grootte van eene boon. Hij berekent, dat er 100 à 300 op de vierkante el, en in 't geheel dertig à veertig duizend geweest zijn. Hij gelooft, dat zulk eene menigte steeds in beweging zijnde dieren door den stormwind opgenomen en naar ver verwijderde afstanden medegevoerd kan worden, waaruit dan de zoogenaamde paddenregens zouden ontstaan. In de zitting van 28 Mei merkte duméril aan, dat naar zijn inzien de plotselinge verschijning van jonge padden en kikvorschen, in vaak ontelbaar aantal, na voorafgegane regenbuijen, nergens anders aan toe te schrijven is, dan daaraan, dat deze dieren dan uit den door den regen geweekten grond te voorschijn komen. (Compt. rend., ibid.)
Studie van de doorsneden van lijken.—De beroemde heelkundige pirogoff te Petersburg heeft sedert twintig jaren de lijken, die hij bestuderen wilde, gedurende drie dagen aan eene temperatuur van 8° beneden het vriespunt blootgesteld, waardoor zij de hardheid van hout verkrijgen, en ze dan doormiddel van eene door mechanismus bewogen zaag verdeeld in volkomen zuivere sneden, die eene dikte van slechts 1 millimeter kunnen bezitten. Hij heeft op deze wijze doorsneden in de lengte, dwarse doorsneden, en doorsneden door de linea mediana gemaakt. Ook heeft hij op zoodanige lijken door middel van de zaag en van hamer en beitel de inwendige hollen des ligchaams blootgegelegd. Het voordeel van deze methode is, dat de blootgelegde organen volkomen hunne natuurlijke plaatsing behouden. Thans heeft p. een op deze onderzoekingen gegronden anatomischen atlas uitgegeven, getiteld: Anatomia tropica, sectionthus per corpora congelata triplici directione ductis illustrata. Uit diezelfde onderzoekingen blijkt o.a., dat alleen de mond, de neus, de trommelholte, de ademhalingswerktuigen en het spijsverteringskanaal lucht bevatten, en dat overal elders de wanden der holten onmiddelijk tegen de oppervlakten der in die holten bevatte organen sluiten, terwijl zelfs in de gewrichten, hoe ongelijkvormig hunne aanrakingsoppervlakten ook zijn mogen, tusschen die oppervlakten geene ledige ruimte bestaat. (Cosmos, 8 Juin 1860).
De hoogleeraar g. vrolik te Amsterdam heeft reeds voor meer dan tien jaren zich van dezelfde handelwijze bediend om de ware kromming van de wervelkolom bij den mensch te bepalen.