WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.
Temperatuur van het water in den spheroïdalen toestand.—Boutigny, zich grondende op regtstreeksche proefnemingen, zegt, dat de temperatuur der ligchamen in den spheroïdalen toestand, welke ook die van het vat zij, dat hen bevat, onveranderlijk is en altijd beneden die van hun kookpunt; zij is volgens hem 96°.5 voor water.
Laurent, legrand, kramer, belli, peltier en baudrimont hebben uitkomsten verkregen, die geheel verschillen van die van boutigny. Deze onderzoekers hebben de temperatuur van het water in den spheroïdalen toestand bepaald door middel van eenen thermometer, die gedompeld was in het vocht; maar het is niet mogelijk door deze methode overeenstemmende resultaten te verkrijgen, want er zijn onderscheidene oorzaken van fouten bij de bepaling, die zich niet gemakkelijk geheel laten wegnemen.
Het is om die reden dat de luca, hoogleeraar in de scheikunde te Pisa, eenen anderen weg heeft ingeslagen.
Het is bekend, dat de blaauwe kleur van iodamylum bij 80° geheel verdwijnt en dat de ontkleuring zelfs reeds bij 50° begint. Indien men nu een gedeelte van het blaauw gekleurde vocht in eenen platinakroes in den spheroïdalen toestand doet overgaan, dan bevindt men, dat het iodamylum zich niet ontkleurt, zelfs wanneer de proef eenen geruimen tijd wordt voortgezet. Deze proef bewijst ten duidelijkste, dat de temperatuur van het iodamylum houdend water in den spheroïdalen toestand geen 80° bereikt en dat zij zelfs beneden 50° moet blijven.
Men kan deze proef op verschillende wijzen nemen, maar zij gelukt altijd, wanneer men eerst eene oplossing van 1 deel iodpotassium in 1000 deelen water in den spheroïdalen toestand brengt, en er vervolgens, tegelijkertijd, door middel van twee tot een fijnen punt uitgetrokken pipelten, chloorwater of bromium en eene stijfseloplossing bijvoegt. Bij deze proef moet het iodpotassium onzijdig zijn en de chloor- of bromiumoplossingen versch bereid, zoodat zij geen spoor van vrij zuur bevatten, die op het amylum zouden kunnen werken en dit in glucose omzetten.