Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/498

Deze pagina is proefgelezen
84
ALBUM DER NATUUR.

de kersen en pruimen werpen en deze met hunne kaken afknagen. Dit doen anders de wespen, en de bijen niet; maar sedert eenigen tijd ontbreken de eersten geheel. Zij zijn eerder dan de bijen gestorven, omdat hunne slechts voor één jaar dienende nesten slechts eene kleine hoeveelheid honig bevatten. (Cosmos, 31 aoùt, pag. 260).—Zoo de bekende theorie van darwin doorgaat, zou het nakroost van die bijen, voor zoo ver dezelfde ongunstige weersgesteldheid zich eenige jaren achtereen herhaalde, en de dieren sterk genoeg waren om desniettegenstaande zich voort te planten, groot gevaar loopen in wespen te veranderen.

 

Ongelijkheid in grootte van twee in denzelfden vorm gegoten of met denzelfden stempel geslagen medailles.Dove heeft hierover een klein opstel geplaatst in poggendorf's Annalen, Bd. CX, 3, waarvan wij het voornaamste hier overnemen. Reeds door de onderzoekingen van baudrimont was het bekend, dat draden van verschillende metalen, die door hetzelfde trekgat zijn getrokken, toch niet daarom even dik zijn. Het eene metaal namelijk is veerkrachtiger dan het andere en zet zich bij het verlaten van het trekgat meer uit. Het kwam dove waarschijnlijk voor, dat om dezelfde reden medailles van verschillend metaal niet volkomen gelijk in grootte zijn zouden, al waren zij ook uit denzelfden vorm of van denzelfden stempel afkomstig. De wijze, waarop hij dit vermoeden bevestigd vond, is wel het opmerkenswaardigste van de geheele zaak. Hij plaatste twee medailles van de Parijssche tentoonstelling, eene in zilver en eene in brons, nevens elkaar in den stereoskoop en zag ze daarin als een hol schild met de kleur, die een mengsel van beide metalen zou vertoonen. Hetzelfde zag hij met groote gouden en zilveren medailles en ook met gegotene van tin, bismuth en lood. Het is dus op deze wijze voor een geoefend oog mogelijk om met behulp van den stereoskoop te bepalen, of twee medailles, die uiterlijk zich op alle andere wijzen als volkomen gelijk vertoonen, van hetzelfde metaal gegoten of geslagen zijn of niet, en dus om eene vervalsching te ontdekken.

 

Het nalichten in Geisslersche buizen.—Het is bekend, dat sommige dezer buizen na het ophouden van het daarin door een elektrischen stroom voortgebragte licht nog eenige seconden blijven licht geven en dat met eene kleur, welke met die van het eerstgenoemde niet geheel overeenstemt. Riess beschrijft dit verschijnsel, zooals hij het aan een zeer fraai exemplaar in zijn bezit heeft waargenomen, in dezelfde aflevering der bovengenoemde Annalen. Twee zaken zijn in zijne mededeeling bijzonder opmerkenswaard. Ten eerste heeft hij gevonden, dat die buis niet phosphorescerend wordt door insolatie, noch