Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/61

Deze pagina is proefgelezen
39
WAT HEEFT DE KOMEET VAN DONATI ONS GELEERD?

bewezen, dat de komeet van donati geene vaste kern bezat, maar dat de uitgebreide nevelmassa, waaruit de komeet bestaat, in het midden het meest opgehoopt en verdigt was en naar buiten toe allengs ijler en ijler werd. Verbazend waren de veranderingen, waaraan deze uitgebreide, maar zich bij het naderen tot de zon nog steeds meer uitbreidende nevelmassa was onderworpen en de werkingen, die daarin plaats vonden. Wij hebben reeds opgemerkt, dat de komeet eerst eene ronde gedaante had en zich als een ronde nevel vertoonde, waaruit allengs de staart zich ontwikkelde. De meer digte en zamengehoopte nevelmassa, die wij de kern zullen blijven noemen, bleek naar den kant der zon van een hulsel omgeven te zijn, dat eerst eene ronde, later eene meer langwerpige als afgeplatte gedaante verkreeg. De sterrekundige pape, die met den Hoogleeraar peters op het observatorium te Altona waarnemingen deed, beschrijft hetgeen nu plaats vond aldus: "Sedert eenige dagen vertoont de komeet een hoogst opmerkelijk verschijnsel. Reeds den 17 Sept. meende ik door een genoegzaam vergrootenden kijker de kern der komeet eenigzins verlengd te zien. Den 20sten zagen wij, dat er eene uitstrooming scheen plaats te hebben in eene tegenovergestelde rigting van den staart. De kern vertoonde zich toch naar de zijde des staarts scherp begrensd, in eene uitgestrektheid van ongeveer 240°, maar daarentegen in de tegengestelde rigting, over eene ruimte van 120°, onzeker en als zacht uitvloeijend, zoodat het scheen, alsof in deze rigting de stof, waaruit de kern bestond, zich in den omringenden nevel verspreidde en dan ter wederzijden regts en links naar den staart stroomde en zich daarmede vereenigde. De rigting dezer uitstrooming maakte met de verlengde rigting des staarts een hoek van ongeveer 30° naar de regterzijde (in een astronomischen of omkeerenden kijker). Den 21sten vertoonde zich hetzelfde verschijnsel, maar nu scheen de hoek iets grooter te zijn en ongeveer 45° te bedragen. Den 22 Sept. was de uitstrooming nog duidelijker dan de beide voorgaande avonden. In de heldere schemering, toen van den staart nog geen spoor was te vinden, was de uitstrooming regt duidelijk en iets later, toen de staart meer zigtbaar werd, had de komeet eene in 't oog vallende overeenkomst met eene der afbeeldingen, welke heinsius van de komeet van 1744 heeft gegeven. De rigting der uitstrooming viel nu in het