Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/69

Deze pagina is proefgelezen
47
WAT HEEFT DE KOMEET VAN DONATI ONS GELEERD?

Uit het digtere gedeelte, dat wij de kern zullen blijven noemen, had eene zigtbare uitstrooming eener lichtende stof plaats, welke in den beginne en in de nabijheid der kern eene aanzienlijke helderheid had, maar zwakker werd, naarmate zij zich daarvan meer verwijderde, doch van den omringenden nevel tot op een afstand van 12 à 15" nog onderscheiden konde worden.

De eerstvolgende heldere nacht was den 8 October. De uitstrooming was in de lengte toe-, maar in de breedte afgenomen. Het beeld eens waaijers paste niet meer, daar er aan de linker zijde eene kromming was ontstaan. De rigting was niet meer juist naar de zon.

De nacht van den 12 Oct. gaf gelegenheid de komeet goed waar te nemen. De uitstrooming was nog langer en smaller geworden en weder aan de linker zijde gebogen. Zij gaf nu de komeet het aanschijn van een brandenden vuurpijl of raket, welks uitstrooming door den wind naar de linkerzijde wordt gedreven. Er werd nu eene hoogst opmerkelijke beweging van den lichtkegel waargenomen, daar de rigting aanvankelijk 19°, regts van de zon, in den loop des nachts tot 55° aangroeide. Op den volgenden avond merkte men een onverwacht verschijnsel op: de uitstrooming was geëindigd, maar men zag eene groote massa der uitgestroomde lichtende stof, meer regts van de kern der komeet dan de rigting naar de zon, waarin de uitstrooming den vorigen dag had plaats gevonden. Men zag dus, dat na het einde der vorige waarnemingen de beweging naar de regter zijde was voortgegaan, maar dat de kracht der werking was opgehouden.

Den 14 was het gedurende een kwartier uur helder. De uitstrooming was prachtiger dan op den 12. Zij was naar den tegengestelden kant voortgegaan en bevond zich nu ten naastenbij in de rigting naar de zon. Op 45" afstand van het middelpunt der kern, een afstand, die overeenkomt met de halve middellijn der aarde of ruim 800 mijlen, was de uitstrooming nog te onderkennen.

Latere waarnemingen der uitstrooming stonden meer op zich zelve en worden daarom hier niet door bessel vermeld. Uit het aangevoerde blijkt intusschen overtuigend, dat bij de komeet van halley soortgelijke uitstroomingen hebben plaats gevonden, als er nu bij de komeet van donati zijn waargenomen en ook, dat er daarbij eene slingerende beweging plaats had, zoo als mede bij de komeet