van donati is opgemerkt, waardoor de uitstrooming in de rigting naar de zon het grootste was, maar zich bij beurten ter wederzijde van die rigting verwijderde en daarbij tevens in kracht afnam.
Hebben wij bij de komeet van donati van een verschijnsel gesproken, dat aan eene afscheiding of verdeeling van den staart deed denken, de vroeger waargenomene kometen leveren hiervan mede voorbeelden op. Merkwaardig was vooral in dit opzigt de komeet van 1807. Behalve een breeden gekromden staart, bezat zij gedurende eenige dagen ook nog een meer langen, regten staart, zoo als in Fig. 3.
Bij de komeet van 1824 merkte men eveneens een dubbelen staart op, en wel, 't geen bijzonder opmerkelijk is, de een was als gewoonlijk van de zon af, maar de andere naar haar toegekeerd.
Bijzonder merkwaardig was ook in dit opzigt de komeet van 1744. Den 13 Dec. 1743 werd zij voor het eerst gezien met een kleinen staart. In de laatste helft van Januarij werd de staart merkelijk grooter en vertoonde zich dubbel, zooals wij reeds opmerkten dat hij door heinsius is waargenomen. Het merkwaardigste echter was, dat de staart zich in meer deelen verdeelde, zoodat de komeet in het laatste tijdperk van hare zigtbaarheid zes staarten vertoonde. De cheseaux heeft er eene afbeelding van gegeven, zooals hij dien zesvoudigen staart heeft gezien in den vroegen morgen van den 8 Maart vóór het opgaan der zon. De komeet zelve was toen beneden den horizont en kon wegens de nabijheid der zon niet meer worden gezien, maar de staarten waren tot eene aanzienlijke hoogte boven den horizont zigtbaar met een glans, die vrij wel overeenkwam met de helderste plaatsen van den melkweg. Zij schenen eene lengte van 30 à 40 graden te hebben, waaruit men tot eene werkelijke uitgestrektheid van 11 à 15 millioenen mijlen konde besluiten.
Van ééne bijzonderheid moeten wij hier nog melding maken, die in den laatsten tijd is waargenomen en waarvan men nog geen voorbeeld had; het is de merkwaardige verdeeling der komeet van biela in twee afzonderlijke deelen. De sedert 1826 als periodisch bekende bielasche komeet werd overeenkomstig de gemaakte berekeningen in November 1845 weder zigtbaar, en er werd niets bijzonders bij opgemerkt. Den 19 Dec. scheen de zoogenaamde kern eene meer langwerpige gedaante te hebben en in het begin van Januarij vertoonden zich in het nevelachtige hoofd der komeet, in plaats van één helder