Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/71

Deze pagina is proefgelezen
49
WAT HEEFT DE KOMEET VAN DONATI ONS GELEERD?

punt, zooals tot na toe het geval was, twee heldere punten of kernen, die zich allengs meer van elkander verwijderden. En korten tijd daarna vond er eene werkelijke afscheiding plaats, en als twee volkomene kometen, van kernen en nevelmassa's voorzien, bleven beide deelen zich vrij van elkander voortbewegen. De afstand groeide aan tot 34000 mijlen. De omloop duurt 6 jaar en 270 dagen. In 1852 was de stand voor de waarneming niet gunstig. Intusschen gelukte het toch secchi te Rome den 25 Aug. van dat jaar de helderste en den 15 Sept. ook de kleinste dezer beide kometen terug te vinden. Ook op de Pulkowa bij Petersburg, te Cambridge en te Berlijn werden zij gezien, doch er konden slechts weinige waarnemingen gedaan worden. De afstand bleek echter tot 300,000 mijlen aangegroeid te zijn. De bielasche komeet behoort onder de teleskopische kometen en is voor het bloote oog onzigtbaar.

 

Wanneer wij nu een en ander van 't geen bij de komeet van donati en vroegere kometen is waargenomen met elkander in verband beschouwen, wat kunnen wij dan daaruit in betrekking tot de natuurlijke gesteldheid en 't eigenlijk wezen dezer ligchamen besluiten?

Dat de kometen uit stofdeeltjes bestaan, die op elkander werken en aan de werking der algemeene aantrekkings- of zwaartekracht zijn onderworpen, hieraan valt wel niet te twijfelen. Haar voorkomen als meer of min uitgestrekte zamenhangende nevelmassa's doet er ons reeds toe besluiten, maar wij worden er te meer van overtuigd doordien de ervaring leert, dat zij zich, even als de planeten, naar vaste wetten bewegen en dat de algemeene aantrekkingskracht ook haar in regelmatige banen om de zon rondvoert, in zooverre niet de invloed der planeten storingen daarin te weeg brengt. Maar ook die storingen zijn bewijzen voor hare stoffelijke zamenstelling.

De stof echter, waaruit de kometen bestaan, moet uiterst weinig digtheid hebben; want niettegenstaande de groote uitgebreidheid, die sommigen hebben, is de werking, die zij op de planeten en hare manen uitoefenen, onmerkbaar, terwijl omgekeerd de werking der planeten op de kometen zeer aanmerkelijk is.

Van den aard dier fijne stofdeeltjes kunnen wij zeggen, dat de we-