meer dan 180 vierkante geographische mijlen gevonden. De noordelijkste grens dezer binnenmeren is 30° 43' zuiderbreedte. Wel is waar bevatten al deze meren zout water, maar toch bevinden zich in hunne nabijheid vruchtbare streken, met zoet-waterbronnen voorzien en voor ontginning vatbaar.
Naar het tegenwoordig standpunt onzer bekendheid met dit vastland kan men niet meer aannemen, dat het ondoorzochte binnenland ééne groote woestijn zijn zou, die geene de minste hoop geeft den mensch ooit van eenig nut te zijn. Men mag het veeleer een groot steppenland noemen. Het is geene onbewoonbare woestijn. Integendeel breidt de bevolking en kolonisatie zich met reuzenschreden van de zeekust naar het binnenland uit. Uitgestrekte oorden, die men vroeger niet achtte, zijn met talrijke kudden rundvee en schapen bevolkt. Aan de beide zijden van de Torrens-zee vindt men overal de voorposten der beschaving. Hoog in het stroomgebied van den Murray bevinden zich Europesche kolonisten met hunne kudden. Aan de Darling-rivier betaalt men thans reeds voor eene vierkante Engelsche mijl weideland 150 pond (ƒ 1800) en aan den Murray zelfs voor dezelfde uitgebreidheid 250 pond (ƒ 3000). De geheele breedte van het vastland van Adelaïde tot aan de Carpentaria-golf bedraagt 1200 Eng. mijlen en reeds zijn de veehoeders met hunne kudden 800 Eng. mijlen diep in het binnenland doorgedrongen en hebben daar goede weiden gevonden. Tot de vele expedities in de laatste twee jaren hebben de berigten van kolonisten, die met hunne have dieper landwaarts introkken en daar gelukkig slaagden, de aanleiding gegeven. Kapitein cadell heeft in het stroomgebied van den Murray reeds 2500 zeemijlen voor de scheepvaart geschikt bevonden en gelooft, dat in 't geheel 3500 tot 4000 mijlen voor de stoombootvaart geschikt zijn. De Rijn is slechts 480 zeemijlen ver bevaarbaar, de Elbe 460 en de Donau slechts 1360 mijlen. En dat is de rivier, welks mond de beroemde kapitein flindners, toen hij deze kust opnam, niet bemerkt heeft. Alle nieuwere berigten leiden er toe om het denkbeeld van de volstrekte onbewoonbaarheid van dit werelddeel te laten varen. De Australische burgers en kolonisten zijn dan ook van oordeel, dat zij van lieverlede het geheele vastland van de eene zee tot aan de andere met hunne