Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/153

Deze pagina is proefgelezen
131
HET HUWELIJK DER PLANTEN.

bloemdek genoemd wordt[1], bestaan uit vier verschillend gevormde kransen, waarvan de buitenste, die meest altijd groen is, de kelk[2], en de tweede krans, die meest altijd anders dan groen gekleurd, ook wit is, de bloemkroon[3] geheeten wordt. Deze twee kransen, welke men als de beschuttende organen der bloem kan aannemen, omsluiten de wezenlijke deelen en wel, als derde krans, de meeldraden, terwijl in het midden der bloem de stamper of (als vierde krans) de stampers geplaatst zijn. (Fig. 1, 2 en 3).

Even als in het maatschappelijk leven, zijn er ook bij de planten twee wezens noodig om een huwelijk te sluiten; en deze twee zooveel invloed op elkander uitoefenende individuen vinden wij in de meeste bloemen; de meeldraden toch kan men aannemen als de mannelijke, de stampers als de vrouwelijke deelen; terwijl de overige meer op bladen gelijkende deelen, de kelk en bloemkroon of het bloemdek, door u beschouwd moeten worden als het huis, waarin zij, tegen de meest uitwendige invloeden beschut, hun maar al te kort leven doorbrengen.

Vergeleken met den stamper zijn de meeldraden zeer eenvoudig gebouwde organen; een steeltje of draadje en een daarop gezeten knopje, helmknopje, zie daar alles wat men er oppervlakkig beschouwd aan kan waarnemen; wij zouden er nog kunnen bijvoegen, dat de helmknopjes voorzien zijn van eene overlangsche of soms ook dwarsche vore of naad, of op de eene of andere plaats een klepje of gaatje hebben, en dat die knopjes door een bindsel aan het steeltje verbonden zijn (fig. 4); doch zullen den lezer daaromtrent moeten verwijzen naar de boven aangehaalde Flora van oudemans [4]. Het zoo even genoemde steeltje dient slechts, zooals wij reeds gezegd hebben, om het knopje te dragen; en het is kort of lang of ontbreekt geheel, al naardat het bij den bouw der overige deelen van de bloem of bij

  1. Verg. Dr. c. a. j. a. oudemans, de Flora van Nederland, Haarlem bij a.c. kruseman, pag. 107 en vv.
  2. Verg. oudemans, Flora, a. b. pag. 115 en vv.
  3. Verg. oudemans, Flora, a. b. pap. 120 en vv.
  4. Oudemans, Flora, pag. 135 en v.v.—Stilzwijgend verwijzen wij ook voor het vervolg naar dit werk.