Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/170

Deze pagina is proefgelezen
148
HET HUWELIJK DER PLANTEN.

Zijn de stoffen in het eene individu anders gegroepeerd dan in het andere? Wie zal het zeggen?

Aan de kiem of het kiemplantje vindt men meestal de beginsels van worteltje en stengeltje, en aan den top van dit laatste een teeder knopje, bevattende de eerste blaadjes. Om de kiem in den kiemzak of in het overige van het eitje wordt bij de meeste zaden eene celachtige massa gevormd, het ei- of kiemwit, en de vorming van deze stof houdt als het ware gelijken tred met de ontwikkeling van het eitje, want, wordt dit laatste grooter, ook de hoeveelheid kiem- of eiwit vermeerdert. Dit kiem- of eiwit dient in het eerst het jonge plantje, de kiem, tot beschutting, en bij de ontkieming, als eerste voedsel.

Dat geeft de altijd zorgende natuur het mede, om het jonge kind te voeden, tot zoo lang het groot en krachtig genoeg geworden is om zich zelf te helpen, tot zoo lang de kiem in de aarde geworteld is en zich zelve kan voeden.

 

 

In het kiemwit of ook tusschen de zaadlobben besloten, kan de kiem langen tijd haar ontkiemings- of ontwikkelings-vermogen behouden; die tijd is niet bij alle zaden even groot en heeft zijne grenzen; zoo moeten b.v. de vruchtjes van den beerenklaauw (Heracleum) dadelijk na het rijpen uitgezaaid worden, willen zij dat vermogen behouden; zij overwinteren in den grond en loopen in het voorjaar verder uit. Bij de meeste planten evenwel duurt die eigenschap twee jaren, bij anderen zes, acht en tien, bij sommige zelfs honderd en meer jaren. Opmerkelijk is het, dat sommige zaden in dien schijnbaren slaap eenen graad van koude, waarbij zelfs kwik bevriest, zonder nadeel kunnen verdragen, maar daarentegen bij blootstelling aan eenen verhoogden warmtegraad spoedig hun ontkiemingsvermogen verliezen. Eene bewaring op koele, donkere plaatsen en vooral eene zorgvuldige afsluiting van luchtstroomen doen hen veel langer goed blijven. Men heeft zaden, welke in eene diepte van 360 voet sedert onheugelijke tijden bewaard waren, behoorlijk zien ontkiemen, waarvan wij als voorbeeld slechts behoeven te noemen de bekende mumie-tarwe (Triticum