waaruit dezelfde bastaard te voorschijn komt, welke door aanhoudende en zorgvuldige kweeking nog veel kan veredeld worden.
Hieruit zien wij, dat de mensch gedeeltelijk de natuur gedwongen heeft zich aan zijnen wil te onderwerpen. Door in hare verborgen werkplaatsen door te dringen is hem dit gelukt, en zijn er vele zaken in de natuur, waartoe de mensch nooit zal kunnen doordringen, zooveel is toch zeker, dat, tot waar hij is doorgedrongen, hij niet gerust heeft, voor hij het hoe en waarom beantwoord heeft, voor zoo ver ten minste de tegenwoordige stand der wetenschap het hem toeliet.
En zoo nu iemand dezen of genen in het groote laboratorium der natuur bezig ziet, om het te doorsnuffelen met mikroskoop, vergrootglas, pincetten, scalpellen of scheikundige herkenningsmiddelen, of hem bosschen en velden ziet doorkruisen, of poelen, veenen, beeken of rivieren ziet onderzoeken om het werk van den grooten bouwmeester na te gaan, haal dan niet medelijdend de schouders op, maar denk: ik begrijp zijn streven, want niet alleen bevordert hij de wetenschap, maar maakt hij ook, dat ons het genieten aangenamer en gemakkelijker wordt.