worden en eindelijk versmelten. Keert de wind om, dan nemen de ijsschollen den koers naar de plaats van hun ontstaan, hoopen zich op, vriezen aan elkander vast en veranderen de zee weldra in een onmetelijk ijsveld, dat uit zaamgevroren ijsschotsen is ontstaan.
Waar de ijsvorming plaats heeft op den vasten grond, of op ondiepten, waar het ijs zich op den zeegrond heeft vast gezet, laat zij zich het best denken als eene onmetelijke gletscherformatie, die in den ijswal haar uiteinde heeft. Waar die ijswal geen steun meer vindt op den grond van het strand, maar over eene diepe zee overhelt, daar moet hij vroeg of laat door zijn eigen gewigt afbreken. Deze afgebrokene stukken drijven dan als ijsbergen van reusachtige afmetingen, waarheen wind en stroom ze heenvoeren, vriezen nu eens aan elkander of aan de in zee gevormde ijsvelden vast, scheuren zich dan weder los en dobberen om, totdat ze door den zuidewind naar warmer streken voortgedreven, langzamerhand versmelten in de wateren des oceaans.
Zietdaar het weinige, dat ons tot hiertoe aangaande de zuidpoolgewesten is bekend geworden! Misschien zal het later gelukken de grens van den ijsmuur, die het zuidpoolland omgeeft, over hare geheele uitgestrektheid op te nemen en in kaart te brengen. Maar of het ooit gelukken zal in het binnenland door te dringen en over deszelfs geologischen en physischen toestand een meer helder licht te verbreiden, dit betwijfelen wij zeer. Men zal zeker eens de binnenlanden van Afrika in alle rigtingen doorkruist hebben, men zal elk eiland en elke klip in den Grooten Oceaan kennen; maar het land, dat de zuidpool van onzen aardbol omgeeft, zal wel altijd het ontoegankelijke en onbekende zuidland blijven.