wij hier wel aanstippen, dat dit, in het oog van den oppervlakkigen beschouwer, zoo onaanzienlijke flab onder het mikroskoop tot eene wereld vol schoonheid en wonderen wordt. Dit weten trouwens onze vischjes even weinig als de boer, die dat lastige, steeds weder aangroeiende vuil uit zijne slooten haalt en op den kant daarvan werpt.
Zij beoordeelen, even als deze, de zaken alleen uit het oogpunt van het dadelijk voordeel, hetwelk zij er van genieten. Het voordeel nu, hetwelk de stekelbaarsjes van dit flab trekken, bestaat daarin, dat het hun een gereed middel aanbiedt om met weinig moeite daaruit een nestje zamen te stellen, dat de gedaante van een kort kokertje heeft. Het vischje brengt ten dien einde met zijnen bek achtereenvolgens een aantal dezer conferven tusschen de takken of bladeren van de eene of andere waterplant en verbindt deze daaraan. Is de aldus opgehoopte hoeveelheid zijner bouwstof groot genoeg, dan heeft het verder niets anders te doen dan (op de wijze, die in de figuur is voorgesteld) zijn ligchaam te midden daarvan eenige malen in dezelfde rigting rond te wentelen, waarbij het van zelf door de draden