Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/282

Deze pagina is proefgelezen
258
VLECHTERS, MANDENMAKERS, WEVERS,

bladsteel. Dientengevolge vermindert de toevloeijing van sap naar het blad, en na eenige dagen begint dit te verwelken. Dan herhaalt het diertje dezelfde bewerking aan elk der vijf bladribben. Is het blad hierdoor slap genoeg geworden, dan legt het kevertje eenige eitjes op de kleinste of buitenste der vijf bladlobben, deze daarop vasthechtende met een kleverig vocht. Deze lob wordt dan spiraalsgewijs opgerold en wel bovenwaarts. Daarop begeeft zich het kevertje naar de tweede lob, legt daar ook zijne eitjes en rolt haar op, doch in eene tegengestelde rigting aan de eerste, dat is benedenwaarts. Op gelijke wijze handelt het met de derde en vierde lob, zoodat twee lobben van regts naar links en twee andere van links naar regts gerold zijn. De vijfde nog overgebleven lob wordt dan door het diertje gebruikt als een algemeen hulsel voor de vier andere. Vijf tot zes dagen worden voor het voltooijen van den geheelen arbeid vereischt. Dan blijft het blad hangen, maar verdroogt. Na acht tot tien dagen komen de jonge larven uit de eitjes en vinden dadelijk hun voedsel in de zelfstandigheid van het drooge blad."

pop en pophulsel

Pop en pophulsel van Curculio Schach.

Nog verwonderlijker is de kunst aan den dag gelegd in het vervaardigen van het pop-hulsel, waarvan nevenstaande figuren eene afbeelding in natuurlijke grootte geven. Zij zijn genomen naar twee voorwerpen door Dr. snellen van vollenhoven uit Suriname ontvangen, en mij ter beschrijving in deze bladen welwillend afgestaan. Een dezer voorwerpen is geopend en vertoont de in de holte