Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/303

Deze pagina is proefgelezen
275
IN HET HARTZGEBERGTE.

de hand, die hij vrij boeit, het handvat aan den anderen stijl te grijpen, te gelijk den voet op het uitsteeksel te zetten en de andere hand en voet los te laten. Op zijne nieuwe staanplaats daalt hij weder zoolang, totdat de stijl naar boven zou gaan. Maar dat is het oogenblik, dat hij weder naar den anderen stijl kan overgaan, en zoo komt hij, zonder zich te vermoeien, al lager en lager. De bergwerkers noemen dit: Fahrkunst en bedienen er zich met het uiterste gemak van. Men heeft alleen te zorgen, dat men steeds op zijde blijft staan en dus niet tusschen de beide stijlen geraakt, als ook, dat men zich niet aan den wand van de put stoot. Het is onnoodig te zeggen, dat men bij het opstijgen op dezelfde wijze te werk gaat. Deze hoogst eenvoudige, maar tevens zeer vernuftig uitgedachte toestellen vindt men tegenwoordig in den Hartz in alle mijnen, die eene groote diepte hebben.

Wanneer de mijnwerker in de onderaardsche gewelven is afgedaald, moet hij dikwijls door eenen waren doolhof van gangen heen om bij de ertsader te komen, aan welke hij te arbeiden heeft, en acht uren achtereen is hij bezig met het boren van gaten, die met buskruid worden opgevuld, ten einde de rots te doen springen. Na zijn werk voltooid en alle voorzorgen genomen te hebben, steekt hij de lont aan en verwijdert zich haastig, iedereen waarschuwende, dien hij ontmoet. Weldra hoort men een dof gedruisch, en zoodra nu de kruiddamp genoegzaam opgetrokken is, slaat de werkman met een grooten hamer alle mogelijke stukken van het losgesprongen rotsbrok af, hij zondert de metaalhoudende ertsbrokken af van de onbruikbare stukken rots, die dienen tot het opvullen der geheel uitgegraven mijngangen. Het erts wordt op kleine wagentjes geladen, die over sporen loopen en het naar den bodem van den mijn put overbrengen, waar het in bakken geladen en door middel van een waterrad omhoog getrokken wordt. Bij dat laten springen is veel voorzigtigheid noodig, daar anders de werkman gevaar loopt van deerlijk gebrand of zwaar gekwetst te worden. Zelfs zijn er voorbeelden, dat eene ongelukkig te vroeg plaats hebbende uitbarsting aan den mijnwerker het leven kostte.

Na acht uren arbeid komt de werkman uit »de ingewanden der