Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/312

Deze pagina is proefgelezen
284
DE NAAISTERS ONDER DE DIEREN.

verneemt men, dat dit eerst is voorgekomen op eene verkooping te 's Gravenhage, van daarnaar Londen is gegaan, en dat het daar ter plaatse op eene verkooping is aangekocht en zoo zijnen weg naar hier te lande weder heeft terug gevonden.

Nest van den Chineschen snijdervogel

Nest van den Chineschen snijdervogel, naar de afbeelding bij martinet, tot op 23 verkleind.

Doch hoe dit zijn moge, de zamenstelling van elk dezer nestjes is dezelfde. Het bestaat uit drie aaneen gevoegde bladeren van eironden vorm, welker tamelijk lange bladstelen van eenen gemeenschappelijken steel ontspringen. De aldus omsloten peervormige holte is voor een goed deel gevuld met een zacht bedje van boomwol. De draden, waarmede de randen door eenige onregelmatige steken zijn zamengehecht, bestaan mede uit boom wol, en daar deze, bij het door martinet beschreven voorwerp, rood, wit en blaauw gekleurd is, zoo blijkt, dat het vogeltje, hetwelk zich in de nabijheid van menschelijke woningen ophield, zich daartoe niet van ruwe boomwol bediend heeft, maar van katoendraden, welke reeds door menschenhanden bereid en geverwd waren[1]. Men zoude schier in

  1. De draden aan het voorwerp uit 's rijks museum bestaan ook uit boomwol of katoen, doch zijn allen wit. Dit nestje is ook kleiner dan het bij martinet afgebeelde. Dit laatste heeft, volgens de figuur, eene lengte van bijna 11 centim., terwijl het te Leiden bewaarde slechts 7½ centim. lang is. Een gedeelte dezer geringere grootte moet wel is waar op rekening der indrooging gesteld worden, maar dat de