Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/322

Deze pagina is proefgelezen
294
DE SPINNERS ONDER DE DIEREN.

te verrigten van zoo fijnen en teederen aard als door geen door menschen zamengesteld werktuig immer verrigt kan worden. Wij zagen dit reeds vroeger (bl. 178 en volg.) bij eenige insekten en weekdieren, die in het bezit zijn van hoogst kunstig ingerigte boortoestellen. Maar hetzelfde geldt ook van hen, die het vermogen bezitten om uiterst fijne draden te vervaardigen uit eene in hun ligchaam zelf afgescheiden stof. Elk begrijpt reeds, dat het de spinnen en vele insekten zijn, welke ik hier in de eerste plaats op het oog heb.

Spinnen! Bij dit woord overvalt welligt sommige mijner lezeressen eene soort van huivering. Zij herinneren zich daarbij een dier met een dik wanstaltig achterlijf, acht harige, lange, kromme pooten en groote, scherpe kaken, voor aan een deel geplaatst, dat uit een zamengesmolten kop en borst zonder hals bestaat. Zij sidderen op de gedachte, dat zulk een afzigtelijk schepsel ook slechts even met hare kleederen in aanraking zal komen, nog veel erger, dat het haar bijten mogt en zoo zijn venijn in de wond storten.

Indien er zoodanige onder haar wezen mogten, haast ik mij haar gerust te stellen. In ons vaderland zijn geene vergiftige spinnen en zelfs geene, die den mensch verwonden kunnen. Het zijn integendeel alle hoogst onschuldige diertjes, die men zonder vrees kan aanvatten en van naderbij beschouwen, al volgt men dan ook het voorbeeld niet na van de geleerde anna maria schuurman, van wie elk weet, — al weet hij ook niets anders van haar,—dat spinnen voor haar eene lekkernij waren. Trouwens ik betwijfel, of deze dame het hart zoude gehad hebben haren lust op te volgen, indien zij geweten of althans bedacht had, hoeveel schoons zij dit doende tusschen hare tanden of met hare tong verbrijzelde. Of meent men het woord »schoon" hier ongepast te zijn? Welnu, zonder te treden in eene beschouwing van het geheele zamenstel eener spin, waardoor dit woord meer dan geregtvaardigd zoude worden, wil ik alleen wijzen op het maaksel van den spintoestel, die bij deze dieren zich in en aan het achterlijf bevindt.

Deze bestaat vooreerst uit de zoogenaamde spinklieren, waarin de lijmachtige stof wordt afgescheiden, welke later tot een draad