onder den grond bevindt, dan ontdekt men daarin tweederlei soort van cellen: vooreerst eenige, welke eene eivormige gedaante hebben, donker gekleurd en onderling verbonden zijn door kleine klompjes bruine was
Hommelnest, van binnen gezien.
Deze soort van cellen zijn niet anders dan de door de larven gesponnen cocons, waarin zij hunne gedaantewisseling afwachten. Wanneer deze heeft plaats gehad, kan het gevleugeld insekt echter niet zelf de poort zijner gevangenis openen, zooals zulks de vlinders doen, maar het moet daarbij geholpen worden door de oude hommels, die den top van den cocon af knagen, iets hetgeen ook door de mieren bij hare poppen wordt gedaan; en voorzeker is het merkwaardig, dat deze dieren zoo juist het tijdstip weten, waarop zij tot dit verlossingswerk moeten overgaan.
Broedcellen uit een hommelnest.
De tweede soort van cellen of de eigenlijke broedcellen bestaan geheel uit was van eene bruine kleur. Deze cellen zijn verre af van die regelmatige gedaante en plaatsing te bezitten, welke wij aan het werk der honigbij bewonderen, want zij zijn niet anders dan rondachtige zakjes, die op eene tamelijk ongeregelde wijze onderling zamenhangen, doch de bestemming dezer cellen is dezelfde als van die, welke de raten der bijen zamenstellen, namelijk om eijeren optenemen met de noodige daarbij gevoegde hoeveelheid