Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/36

Deze pagina is proefgelezen
14
WINDVORMINGEN.

en daar waar het eenige radicale, maar ongelukkig zeer kostbaar middel, het beleggen met zoden, juist om die kostbaarheid, niet terstond aangewend kan worden.

Dit beleggen met heidezoden, zoogenoemde plaggen, en het daar tusschen planten met dennen is, nog niet lang geleden, voor het eerst op de Veluwe in het groot beproefd; met uitstekend goed gevolg onder anderen in het Deelensche Zand. Het stuiven is daar terstond opgehouden en de dennenpoten zijn onmiddelijk aan het groeijen gekomen, zoodat men thans een dennenbosch aanschouwt, waar, een jaar of vijftien geleden, een woest zand aanwezig was, aan wiens beteugeling bijna gewanhoopt werd. De zoden behoeft men geenszins naauwkeurig aaneen te doen sluiten; want, een half el uit elkander gelegd, beletten zij het verstuiven geheel en groeijen meestal spoedig vast. De dennen poot men dan op een el ouderlingen afstand.

Waar men zich met windschermen behelpen moet, begint men natuurlijk aan

Het Deelensche Zand

Het Deelensche Zand boven Arnhem door heidezoden en dennenpoten tot staan gebragt.

de loefzijde van de meest verstuivende plekken; maakt die van dennen- of berkentakken, het hout, dat gewoonlijk 't gereedst bij de hand ligt; plaatst eenige schermen op eenigen afstand van elkander, en tracht dan, onder de beschutting van deze schermen, dennenplantsoen te gang te krijgen. Want hoewel de rijzen schermen spoedig, grootendeels onder het zand stuiven, zoo veroorzaken zij luwte en benemen alzoo aan den wind de gelegenheid om vat te krijgen op 't zand. Heeft men eenmaal dennen aan het groeijen, al zijn die niet bijzonder welig, dan is de zaak gewonnen. Dennen of Mast moeten 't echter zijn en geen ander houtgewas hoegenaamd, omdat er geene boomsoort is, welke, zoo weinig om aardvoedsel gevende als de den, zich zoo geheel met luchtvoedsel tevreden stelt, en de aarde hoofdzakelijk bezigt om er zich in vast te wortelen, zonder zich veel om hare vruchtbaarheid te bekommeren. Zoo nuttig is de den daarenboven, omdat zij in den winter haar blad behoudt en dan altijd een even sterk windscherm blijft vormen. In Noordbrabant, Gelderland en Overijssel is men volkomen overtuigd,