meer dulden. Allerwege werden de protestanten vervolgd, en kepler vlugtte uit Grätz naar veiliger oorden. Maar het scheen, dat men den reeds beroemd geworden man niet wilde missen; althans eenige weken na zijne vlugt verkreeg hij verlof om terug te keeren. Zelfs werd hem op zijn verlangen een vorstelijke schutsbrief ter hand gesteld. Hij kwam dus weder in Grätz terug, maar werd daar door de geestelijken aangezocht om in den schoot der moederkerk terug te keeren. Hij weigerde dit, zeggende dat hij het niet in opregtheid doen kon en niet huichelen wilde, en toen bleek het, met welk doel men hem den terugkeer vergund had. Zijn vrijbrief werd ingetrokken en hem aangezegd, dat hij binnen 45 dagen het land ruimen moest. Hij vlugtte op nieuw en nu naar Praag, waar hij in Januarij 1600 aankwam. Daar vond hij tycho brahe, die middelerwijl al zijnen invloed had aangewend om hem te hulp te komen. Hij verkreeg dan ook van den koning van Boheme eene aanstelling als koninklijk sterrekundige met een jaargeld, dat, karig als 't was, hem en de zijnen toch voor gebrek zou hebben behoed, als 't maar geregeld was uitbetaald geworden. Maar zelfs toen, nog voor het uitbreken van den dertigjarigen oorlog, en hoeveel te meer later, terwijl deze woedde, was alles in Duitschland in zulk eene grenzenlooze verwarring, dat ambtenaren door hunne vorsten evenzeer ten halve of in 't geheel niet betaald werden als particulieren door hunne schuldenaars, dat er op de geregelde uitbetaling van eene vorstelijke jaarwedde evenmin kon staat gemaakt worden als op die van eene koopmansrekening. Kepler ontving zijn jaargeld dikwijls naauwelijks ten halve en werd dus gedurende de twaalf jaren, die hij in Praag doorbragt, onophoudelijk door zorg en kommer gedrukt.
Reeds kort nadat hij daar was aangekomen, begreep hij dan ook, dat zijn toestand daar onhoudbaar was en vatte hij het plan op om naar zijn eigen vaderland, Wurtemberg, terug te keeren. Daar regeerde een vorst, die hem persoonlijk genegen was, daar zou hij de vrienden zijner vroegste jeugd weder vinden, daar zou hij op de eene of andere wijze wel voor gebrek gevrijwaard zijn. Maar ijdele hoop, want ook daar regeerde thans de onverdraagzaamheid; zoo lang hij Luthersch bleef was zijn vaderland voor hem gesloten. Eindelijk, in