1612, zou zijn lot zich verbeteren. Hij werd te Linz aan de landsschool als professor in de mathesis aangesteld. Zijne uiterlijke omstandigheden waren daar, naar het schijnt, althans in de eerste jaren van zijn verblijf, minder drukkend, maar daarentegen had hij hier weder met bezwaren van anderen aard te kampen. Met al de argeloosheid in wereldsche zaken aan een mathematicus als hij van natuur eigen en tegelijk met diens onbeneveld gevoel voor billijkheid en regt, liet hij zich uit over den toen vinnigen strijd tusschen de volgelingen van luther en de Gereformeerden. Hij kon het niet goedkeuren, dat deze elkaar wederkeerig op 't hevigst verketterden. Maar daardoor was hij in de oogen der drijvers ook geen echte Lutheraan meer, en een der ijverigste onder hen, de predikant hizler, verbood hem de deelneming aan 't heilig avondmaal. Vergeefs beriep hij zich op 't consistorie te Stutgardt; ook daar werd hij in 't ongelijk gesteld, een wolf in schaapskleederen genoemd, die tegen de Heilige Schrift het stelsel van kopernikus verdedigde, en gelastte men hem zich naar de aanwijzingen des «pastors hizler" te gedragen. Welhaast voegde zich bij deze verdrietelijkheden eene nieuwe smart: in 1615 meldde hem zijne zuster, dat hunne reeds bejaarde moeder wegens hekserij was aangeklaagd en gevaar liep deswegens tot den brandstapel verwezen te worden. Schriftelijk wendde hij zich nu tot den hertog van Wurtemberg en smeekte dezen tusschen beide te komen en de aangeklaagde te redden. Dit had geen gunstig gevolg, ten hoogste gelukte het hem daardoor naar het schijnt, het proces gedurende eenige jaren slepende te houden. Misschien ook redde hij haar in 't eerst en werd zij later weder aangeklaagd, althans in 1620 vinden wij hem te Stutgardt om zijne nu 75jarige moeder van de pijnbank en daardoor van den vuurdood te redden. Na eene onbeschrijfelijke moeite gelukte hem dit en hij keerde naar Linz terug. Om welke reden blijkt niet volkomen, maar spoedig werd zijn lot ook daar onverdragelijk en in 1625 vertrok hij naar Ulm, waar een burger dier stad den grooten astronoom in dienst nam .... als kaartenteekenaar. Drie jaren later trad hij in dienst van den hertog van Friedland: wallenstein. Doch deze betaalde seni den astroloog wel, maar liet den astronoom kepler gebrek lijden. Na hem een jaar bij zich te hebben behouden,
Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/379
Deze pagina is proefgelezen
351
JOHANNES KEPLER.