Met de beminnelijkste openhartigheid verklaart hij dit zelf, maar ook dat hij spoedig zich begon af te vragen, of hij in de haast en bij zijne gespannen verwachting ook misschien fouten in zijne becijfering kon hebben gemaakt. Nog eens denzelfden langen, hoofdbrekenden arbeid ondernomen en nu met het uitnemendst gevolg. Zijne gissing werd in alle deelen bevestigd, alles kwam uit, zoo als hij verwacht had: de derde Keplersche wet was gevonden.
De drie wetten, hier boven in hoofdtrekken en zeer onvolkomen geschetst, hebben keplers naam onsterfelijk gemaakt. Hij zou dit zijn, ook al wist men niets anders van hem, dan dat hij ze had ontdekt. Maar als men daarbij weet, hoe hij ze ontdekte, wat zware zorgen rondspookten in zijn hoofd, terwijl hij het inspande om in doode getallen de levende natuurwetten te vinden, dan is het niet alleen de geleerde, maar ook de mensch, de man, de zich boven het lot verheffende krachtige Germaan, van wien wij gaarne betuigen, dat hij grooter was dan menigeen, wien de geschiedenis dien naam heeft gegeven.