Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/400

Deze pagina is proefgelezen
372
DE GEOGRAPHISCHE VERSPREIDING DER DIEREN.

in die van het zuidelijk halfrond voor; het is daar, dat men de dieren aantreft, wier kalkachtige voortbrengels de koraalriffen en eilanden vormen, dieren van de geslachten Madrepora, Millepora, Astraea en zoo vele andere, waarvan men in de Noordzee en in het noordelijke gedeelte van den Atlantischen Oceaan geene enkele soort aantreft. De kortstaartige tienpootige schaaldieren, de zeekrabben, zoo overvloedig in verschillende geslachten en talrijke soorten in de zeeën der tropische gewesten, ontbreken bijkans geheel in de nabijheid der polen. Onder de tweeschalige schelpdieren zijn verscheiden geslachten alleen in de tropische zeeën aanwezig, geslachten van welke geene enkele soort in onze zeeën voorkomt. Tropische vormen naderen in het zuidelijk halfrond digter bij de pool dan in het noordelijk halfrond, eene bijzonderheid, die evenzeer bij de landdieren, ja zelfs ook bij de planten wordt opgemerkt[1]. Eindelijk zijn, om niet meer te noemen, soorten van het oostelijk halfrond gewoonlijk van die van het westelijk halfrond verschillend, ja zelfs de geslachten verschillen. Van sommige geslachten van zeesterren, die in de Oost-Indische zeeën voorkomen, kent men geene enkele soort uit de zee, die Amerika omspoelt. Merkwaardig is het, dat de weekdieren aan Zuid-Amerika's west- en oostkust ten eenenmale verschillen, zoodat er naauwelijks ééne enkele soort is, die aan beide kusten gemeen is.

Wij willen hier onze schets afbreken, zonder haar verder uit te werken. Wij hebben opgemerkt, dat de talrijkheid der soorten over het geheel toeneemt met de toename der temperatuur, dat hetzelfde, hoezeer in mindere mate, van de geslachten geldt, maar dat men echter in koude gewesten meer geslachten op een gelijk aantal soorten aantreft; dat sommige soorten meer, andere minder verspreid zijn, doch dat er slechts zeer weinige gevonden worden, die over een groot deel der aarde voorkomen, dat sommige geslachten en familiën aan bepaalde landstreken eigen zijn, en dat in verschillende gewesten de verhouding

  1. Soorten van het geslacht Psittacus b.v. tot op den 43° Z.B. op van Diemensland (Psittacus formosus lath.) of nog grooter breedte (45°) op Nieuw-Zeeland, ja tot op 52° Z.B. in Patagoniën. Hetzelfde geldt van sommige planten. Humboldt, de distributione geogr. plantarum, Lutetiae Parisior, 1817. 8vo. p. 85; onder de palmen Areca op Nieuw-Zeeland (p. 216) en boomachtige varens, eene Dicksonia tot op 46° Z.B. (p. 181).