porseleinen buis, bragt deze tot gloeijing en leide er nu achtereenvolgen verschillende gassen, namelijk waterstof, kooloxyd, stikstof, gewone lucht, koolwaterstof enzv. door, zonder dat het ijzer in staal veranderd werd. Doch dit geschiedde wel, zoodra er ammoniakgas door werd geleid. Ten einde te beproeven, of de verstaling moest worden toegeschreven aan het ontstaan van cyanogenium, leidde hij gasvormig cyan-ammonium door eene dergelijke buis, waarin zich alleen eene ijzeren staaf, doch zonder kool, bevond. Ook nu greep de verstaling plaats. Hetzelfde geschiedde, wanneer over ijzer, omgeven met kool, doortrokken met eene geconcentreerde oplossing van koolzure potasch, drooge lucht geleid werd. Hierbij ontslaat, gelijk men weet, cyan-potassium, dat bij roodgloeihitte vlugtig is en op het ijzer inwerkt. Soda, baryt en strontiaan hebben gelijke werking. Kalk daarentegen doet het niet, hetgeen verklaarbaar is door de omstandigheid, dat er op deze wijze nimmer cyan-calcium ontstaat.
Caron leidt uit zijne proeven af, dat de verstaling het best geschiedt, onder de tegenwoordigheid van alkalische cyanverbindingen.
Ook Fremy, die na de mededeeling van caron het woord opnam, bevestigde dit resultaat op grond van eigene proefnemingen en besluit daaruit, dat staal eene verbinding is van ijzer met een zamengesteld radicaal, dat bij het cyanogenium kan vergeleken worden. (Compt. rendus, LI, p. 564).
Magnesium als lichtbron.—De onderzoekingen van bunsen en roscoe (Ann. d. Phys. u. Chem., VIII, p. 261), hebben geleerd, dat metallisch magnesium tot verlichting kan gebezigd worden. De intensiteit van het door de verbranding van dit metaal voortgebragt licht is slechts omstreeks 525 maal geringer dan die van zonlicht. Vergeleken met eene gewone kaars, bleek het, dat een draad van magnesium van minder dan 1⁄3 millim. (juister 0,297 m. m.) dikte, even veel licht geeft als 74 stearine-kaarsen, van tien op het Ned. pond. Om het licht eene minuut lang te doen duren, werd een draad gevorderd van 0,987 Ned. el, wegende 0,1204 gram. Men zoude derhalve slechts 72,2 gram. magnesium behoeven om, gedurende tien uren, een licht te hebben, gelijk staande met dat van 74 stearine-kaarsen, welke ongeveer 10,000 grammen stearine verbranden. De toestel van bunsen was zoodanig ingerigt, dat de verbrandende draad afgerold werd door middel van een uurwerk op de wijze van den telegraaf van morse, en dan in eene alkohol-vlam kwam, waar hij vuur vatte.
A. schmidt, in een opstel geplaatst in het Polytechnische Notizblatt, 1860, XV, p. 56, doet opmerken, dat deze bunsensche magnesium-lamp inderdaad veel eenvoudiger en bruikbaarder is dan het elektrisch- en het drummond's-licht,