gelijk F. aanmerkt, nog hangende. Mij komt het intusschen voor, dat bij den tegenwoordigen staat dier kwestie, en wanneer men daarmede in verband brengt de meer en meer tot zekerheid naderende stelling van virchow, "dat elke celvorming eene reeds bestaande cel tot uitgangspunt heeft," de schaal zeer ten gunste van de tegenstanders der generatio spontanea overhelt. Dezelfde L. figuier tracht de conclusie eener door pasteur bij eene vroegere gelegenheid gedane (en door mij vermelde) proefneming, bij welke de inbrenging van een droppel kwik in een voor gisting vatbaar vocht aan cryptogamen oorsprong gaf, te verzwakken en zelfs voor pouchet's beweren te doen pleiten, door te beweren, dat in kwik, "substance toxique par elle-même et par ses composés," geene kiemen in het leven kunnen blijven. Ik voor mij zie niet in, waarom kwik in den metaalstaat, ook in minder zuiveren toestand, op de daardoor omringde, drooge en aan allerlei schadelijke invloeden weerstand biedende kiemen van infusoriën en schimmels een doodenden invloed zoude moeten uitoefenen.
Bewoners van Nieuw-Caledonie.—In een uittreksel van zijn werk sur les races de l'Océanie française, et sur celles de la Nouvelle-Calédonie en particulier, geeft de Heer a. bourgarel eene beschrijving van de bewoners van Nieuw-Caledonie. Dit eiland wordt bewoond door twee verschillende rassen. Het eene is chocoladekleurig, bijna zwart, heeft korte en zeer kroeze haren, eenen verlengden en zijdelings afgeplatten schedel, een vooral in de breedte zeer ontwikkeld aangezigt, dunne en niet zeer geëvenredigde ledematen, lange en platte voeten, en schijnt B. toe den waren typus van den Oceanischen neger voor te stellen, het andere bezit eene olijfkleurige huid, langere en minder kroeze haren, eene hoogere gestalte, een minder verlengden en van achteren breederen schedel, een minder ontwikkeld aangezigt, beter geëvenredigde ledematen, en nadert tot de Polynesiers. Het is waarschijnlijk het voortbrengsel van eene kruising tusschen het ras der Oceanische negers en den Polynesischen of Maleischen typus.—Wij zullen den heer bourgarelniet volgen in zijne nadere beschrijving van deze beide rassen, maar doen alleen opmerken, dat, volgens zijne onderzoekingen, l e de omtrek van den schedel 2 centim. korter is dan bij de Europeërs; 2e de diameter temporalis en parietalis kort zijn; 3e de jukboog zeer dik en de fossa temporalis zeer diep is; 4e de diameter verticalis iets hooger is dan bij den Europeër; en 5e de diameter occipito-frontalis nagenoeg gelijk is aan die van den laatsten; dat dus, ten 6e, de Neo-Caledoniers dolichocephalen zijn, en dat eindelijk, ten 7e de inwendige schedelcapaciteit bij hen 1407 kub. centimeters (1380 bij het zwarte ras) bedraagt, dus ongeveer 100 minder dan bij de Europeërs.—De omstandigheid,