Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/448

Deze pagina is proefgelezen
32
ALBUM DER NATUUR.

kunnnen ondergaan, zonder daarbij hunnen zamenhang te verliezen. Eene herhaling dier proefnemingen hij een der voordragten over geologie, dezen winter door den hoogleeraar van Breda in Teiler's stichting alhier gehouden, geeft Reft. aanleiding om in dit Bijblad daarover te berigten.

Eenige blokjes van hard hout, palm- of pokhout, van b.v. 15 duim lang en breed en omstreeks 7 duimen hoog, met eenig toestel, waardoor twee daarvan met genoegzame kracht op elkaar kunnen worden gedrukt, ziedaar alles wat tot deze proefnemingen wordt vereischt. Een klompje ijs, vooraf tusschen de naar elkaar gekeerde eindvlakken van die blokjes geplaatst, neemt, zoodra ze op elkaar geperst worden, geheel de gedaante aan van de holligheden, die in die eindvlakken zijn gegroefd. Twee daarvan b.v. hadden elk eene holligheid in de gedaante van een bolvormig segment van 6 duimen middellijn en 15 strepen diepte in het midden, en zij waren de een van twee koperen pennen en de andere van gaten op de behoorlijke plaats voorzien om te maken, dat bij het op elkaar plaatsen de randen der holligheden met elkaar overeen kwamen. Een klompje ijs, ongeveer bolvormig behakt, van 4 à 5 duimen middellijn, werd tusschen de blokjes geplaatst en deze op elkaar gedrukt. Men hoorde nu het ijs kraken en knersen, maar toen de blokjes daarna van elkander genomen werden, kwam een zuiver lensvormige en volmaakt zamenhangende ijsmassa daaruit, te voorschijn.

Nog fraaijer is de uitkomst, verkregen door twee blokjes, waarvan het een halfbolvormig was uitgehold (middellijn der holte 6 duimen), en het andere van een halfbolvormig uitsteeksel van 45 à 50 strepen middellijn was voorzien. Een in de holligheid gelegd en door den halven bol geperst stuk ijs van geschikte grootte werd daardoor tot een fraai kommetje van ijs gevormd, dat tot aan de randen volkomen zamenhing.

In Teiler's stichting bezigde men, even als tundall had gedaan, om de tot dit alles noodige drukking voort te brengen een klein hydraulisch persje. Hoewel dit nu daartoe uitnemend geschikt is, kan toch elk, die zulk een toestel niet bezit, ook met een eenvoudiger hulpmiddel hetzelfde doel bereiken. Eene schroefpers toch met een schroefdraad van omstreeks 8 strepen hoog en een hefboom van 2 à 3 palmen lang, door een stevigen werkman aangedraaid, brengt eene voor de boven beschreven proefnemingen volkomen toereikende drukking voort. Eene groote smidsbankschroef zou dus des noods kunnen gebezigd worden.

Tundall, die deze feiten alleen aanhaalt ter ondersteuning van zijne zienswijze aangaande de gletschers, spreekt dan ook nergens over de eigenlijke verklaring van het verschijnsel, dat zij opleveren. Voor iedereen, die het gezien heeft met eenige opmerkzaamheid, is het intusschen duidelijk, dat men