Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/458

Deze pagina is proefgelezen
42
ALBUM DER NATUUR.

vinden hunne verklaring in de betrekkelijke hoeveelheid des koolzuren kalks, waardoor de kiezeldeeltjes onderling aaneen zijn verbonden.

Dat het overblijvende werkelijk kiezelzuur is, blijkt uit de oplosbaarheid in vloeispaathzuur.

De gedaante der kiezeldeeltjes is óf die van hoekige korreltjes, óf die van plaatjes met onregelmatige randen. Dunne geslepen doorsneden vertoonen zich als een soort van mosaik, en de kiezeldeeltjes daarin, althans de grootere, laten zich in gepolariseerd licht onder het mikroskoop herkennen. Dit schijnt te bewijzen, dat het kiezelzuur hierin in den kristalvorm en niet in den amorphen toestand bevat is.

Het maaksel der schalen, welke gedeeltelijk uit kiezelzuur bestaan, verschilt van dat der alleen uit koolzuren kalk bestaande in tweederlei opzigt. Vooreerst zijn de eerste harder, doorgaans ook dikker, en in de tweede plaats ontbreken daarin ook steeds de poriën, die in de kalkschalen van andere Foraminiferen zoo algemeen voorkomen. Wat men vroeger voor poriën aanzag, zijn niet anders dan kleine groefjes aan de oppervlakte der schaal, tusschen de uitpuilende grootere kiezelkorrels, die de schaal oneffen en ruw maken. Bij kiezel-Foraminiferen kunnen derhalve de pseudopodiën alleen door de gewoonlijk enkelvoudige, zelden meervoudige mondopening der schaal naar buiten treden.

Ofschoon nu in algemeene gedaante kalk- en kiezel-Foraminiferen dikwijls zeer tot elkander naderen, zoodat beide in de grootere groepen nevens elkander optreden, zoo meent echter R., dat dit verschil in scheikundige zamenstelling, beantwoordende aan een verschil in maaksel der schaal, namelijk het al of niet aanwezig zijn van poriën, een generisch karakter oplevert, en dat niet wel, zooals tot dusverre, soorten met eene kiezelschaal en andere met eene kalkschaal in een en hetzelfde geslacht vereenigd kunnen blijven. (Sitzungsber d. k. böhm. Gesell, d. Wissensch. in Prag. 1859, Nov. 28; Neues Jahrb. f. Miner. etc, 1860, H. 7, p. 872).

 

Koloniaal-zenuwstelsel der Bryozoa.—Bij dieren, die op eenen gemeenschappelijken stok tot eene kolonie vereenigd leven, neemt men dikwijls bewegingen waar van den geheelen stok, die van eene gemeenschappelijke aandrift schijnen te getuigen. Dit geldt onder anderen van de Bryozoa. Nu kende men wel reeds bij verscheidene soorten dezer klasse een aan elk afzonderlijk individu eigen zenuwstelsel, bestaande uit een zenuwknoop en vandaar uit stralende zenuwen, doch een gemeenschappelijk aan den geheelen stok toekomend zenuwstelsel, waardoor verband gebragt wordt tusschen de afzonderlijke individu's, was tot hiertoe niet waargenomen.