Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/461

Deze pagina is proefgelezen
45
WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

eene gas sterker dan het andere de warmtestralen opslorpt, straalt het deze ook sterker uit.

Gaslagen op gepolijste melaaloppervlakten werkten als lagen vernis.

In den loop van eenige beschouwingen over de gereede verklaring, welke deze uitkomsten vinden in de undulatietheorie, beschouwingen, waarin wij hem hier, om niet te uitvoerig te worden, niet volgen willen, geeft T. nog eenige feiten op, te belangrijk om ze geheel met stilzwijgen voorbij te gaan. Zij betreffen vooral het verschil tusschen de opslorpings-coëfficienten in gasmengsels en in scheikundige verbindingen derzelfde elementen. Zulk een verschil b.v. valt in het oog tusschen een mengsel van waterstof en zuurstof en eene scheikundige verbinding dier beide gassen, dat is waterdamp, tusschen de opslorping in een mengsel van waterstof en stikstof en die in ammoniakgas, tusschen die in stikstofoxyde en in dampkringslucht. Hij geringe, doch gelijke spanningen is de opslorping in het eerste 250 maal grooter dan in de laatste, hetgeen naar T.'s meening wel het sterkst bekende bewijs is voor de stelling, dat dampkringslucht een mengsel en geene verbinding is van stikstof en zuurstof. Kooloxydegas slorpt 100 maal en koolzuur 150 maal sterker op dan zuurstof; terwijl oliemakend gas 1000 maal sterker opslorpt dan waterstof.

 

Het "broeijen" van hennip en gutta percha.—[n eene discussie, uitgelokt door eene voordragt van den heer preece over zeetelegraafkabels, die de Institution of Civil engineers te Londen gedurende vier vergaderingen in Januarij bezig hield, zijn eenige feiten en meeningen medegedeeld en geopperd, waarvan enkele hier vermelding verdienen.

Zoo werd onder anderen de aandacht gevestigd op de aanmerkelijke warmteontwikkeling, waargenomen bij zulke kabels, die in vochtigen toestand aan boord van het daarvoor bestemde schip waren gebragt. Bij een daarvan bemerkte men spoedig eene vermindering der isolatie en toen hij, na slechts eene week aan boord geweest te zijn, op verschillende plaatsen met behulp van geschikte thermometers werd onderzocht, vond men de lagen, waarin hij was opgeschoten, onregelmatig verhit, het sterkst bijna een el onder de bovenoppervlakte. Toen eene groote hoeveelheid water van 42° F. over den kabel werd gegoten, vertoonde zich dit in weinige oogenblikken tot op 72° verwarmd. Als hierop niet gelet was, en de kabel slechts nog weinige dagen langer aan zich zelven over was gelaten, dan was zeker het gutta percha-bekleedsel warm genoeg geworden om het koperdraad te veroorloven daardoor heen te dringen of althans zeer nabij de oppervlakte te komen. Men achtte het, zoo